9 – Neem de "paal + brander" en steek ze, door ze lichtjes naar beneden te drukken (Fig.9A1), in
het bovenste deel van de snelkoppeling op de voet tot u de klik van de blokkering hoort.
NOTA: Om de paal te demonteren, moet u de paal van de brander draaien tot de ontstekingsk-
nop (1: Fig.10A-A1) samenvalt met de ontkoppelingsknop (2: Fig.10A-A1) van de snelkoppeling
van de voet. Druk vervolgens op de ronde knop. Hierdoor ontkoppelt u de paal. Hef nu de paal
met beide handen op.
BELANGRIJK!
Het volume van de ruimte waarin de warmtegenerator zal worden gebruikt, moet
minstens 20 m
3
per kW nominaal vermogen bedragen en moet voldoende verlucht worden. Indien u
de INFRÂ op maximaal vermogen wil gebruiken, moet u dus beschikken over een volume van 150
m
3
voor een INFRÂ Classic model, over een volume van 300 m
3
voor een INFRÂ Performant model.
BELANGRIJK!
Plaats NOOIT het uiteinde van de snelkoppeling van de "paal + brander" op de
grond zonder eerst de daartoe voorziene beschermdop (5: Fig.5) te hebben aangebracht. Zo ver-
mijdt u dat de dichtingen beschadigd raken of dat de gasleiding verstopt raakt.
BELANGRIJK! Het is ten strengste verboden WIJZIGINGEN aan te brengen aan het toestel met uit-
zondering van de gevallen die voorzien zijn door de constructeur (bijv. transformatie gas).
2.3 MONTAGE IN STAPPEN type “SPIDER” (vast type voor bevestiging aan de muur of het
plafond met LPG-flessen of leidinggas)
BELANGRIJK!
Controleer, voor u het toestel monteert, of de onderdelen van het toestel geschikt zijn
voor de gassoort en de gasdruk die voorzien zijn door het gebruik en de geldende normen.
Wanneer u het toestel wilt gebruiken met vloeibaar petroleumgas (LPG), moet u het diafragma mon-
teren conform het model (CLASSIC of PERFORMANT). De montage wordt voorgesteld in fig.8 en
uiteengezet in de instructies die u terugvindt in het zakje met de diafragma’s, op het plaatje van het
toestel en in de tabellen 1a of 1c.
Verwijder voor de montage de beschermdop (4: Fig.9-A2). Zorg ervoor dat u hem niet verliest (hij
moet dienen als bescherming wanneer het toestel opnieuw gedemonteerd zal moeten worden).
1 - Plaats de flens tegen de muur of het plafond en markeer de plaats van de 4 bevestigingsgaten
(1: Fig. 6D). Boor de gaten en plaats de pluggen.
2 – Bevestig de flens met behulp van de 4 meegeleverde pluggen (1: Fig.9-A2).
Let wel : verifiëer of de muur of het plafond geschikt zijn om het toestel op te hangen met de
meegeleverde pluggen. Indien de muur of plafond niet voldoende stevig is om de Spider te mon-
teren, moet de muur of het plafond verstevigd worden.
3 – Plaats de paraboolkap op de brandergroep (3:Gig 9-A2) en zet deze onmiddellijk vast met de
4 meegeleverde schroeven. Monteer en bevestig, indien voorzien, de verlengstukken van de console
of de steun, nadat u ze eventueel aangepast hebt aan de vereiste lengte. Gebruik voor de montage
de meegeleverde bevestigingselementen (2:Fig. 9-A2).
4 – Plaats de paraboolkap (2: Fig.11) op de brander (3: Fig. 11) en zet ze onmiddellijk vast met de
meegeleverde ronde knop (1: Fig.11).
5 – Als het toestel voorzien is om te werken op LPG aan 50 mbar, (1: Fig.8-B3) monteer dan het
meegeleverde diafragma van de waarde aangegeven in tabel 1C
(zie Tab. 2, Fig. 16)
.
6 – Verbind het inlaatkoppelstuk met de gastoevoerleiding. Het bovenste eindstuk met schroefdraad
(1/4” gas rechtsdraaiend, 5: Fig.8-B3) kan direct worden aangesloten op een harde metalen buis.
7 – Controleer of de gassoort en/of de gasdruk overeenstemmen met de gassoort en de gasdruk
op het label (zie Tab. 1). Monteer, indien nodig, de drukregelaar/drukverlager (NIET meegele-
verd, 2: Fig.8A).
43
B a r b e c o o k I N F R Â