Veiligheidsvoorschriften
5. Na het maaien:
• Tijdens het nadraaien van de motor moet de gasklep worden afgesloten. Indien de motor is voorzien van een benzine-afsluitkraan, moet deze kraan na het
maaien worden afgesloten.
• Maaier niet meteen na het uitschakelen in een afgesloten ruimte zetten, maar eerst in de open lucht laten afkoelen.
• Maaier nooit in een ruimte wegzetten waar hij met open vuur of vonken in aanraking zou kunnen komen.
• Voordat het apparaat wordt weggezet bougiestekker en – indien aanwezig – contactsleutel verwijderen.
• Apparaat voor transport optillen:
nooit met draaiende motor, met motor op bedrijfstemperatuur of met nog aanwezige bougiestekker.
• Tijdens het in elkaar klappen startkabel uithaken en erop letten, dat de bowdenkabels niet buigen.
• Motorolie altijd bij een lege, afgesloten tank en warme motor uitvoeren.
6. Onderhoud
• Alle zichtbare bevestigingsbouten en moeren, vooral die van de messenbalk, moeten regelmatig op juiste bevestiging worden gecontroleerd en worden
aangehaald.
• Er mogen alleen onderhouds- en reinigingswerkzaamheden aan de maaier worden uitgevoerd en de beschermingsvoorziening mag alleen worden verwijderd
als de motor stilstaat en de bougiestekker is verwijderd.
• Er moet worden gecontroleerd of alle moeren, pennen en bouten stevig vastzitten en het apparaat veilig gebruikt kan worden.
• Om brand te voorkomen mogen er zich geen gras, bladeren of olie in of in de buurt van de motor, uitlaat, accuhouder en de brandstoftank bevinden.
• Als het apparaat bij onderhoudswerkzaamheden moet worden getuimeld, moet de brandstof eerst uit de tank worden verwijderd.
• Het apparaat moet na elk gebruik met een handvegertje worden gereinigd. Niet met water afspuiten en in elk geval geen hogedrukspuit gebruiken.
Controleren of koelribbels en aanzuigopeningen schoon zijn.
• De maaier nooit wegzetten in vochtige ruimtes, in de buurt van open vuur of daar waar een vonk de benzine zou kunnen ontsteken.
• Als de brandstoftank moet worden geleegd, moet dit in de open lucht gebeuren. Let erop, dat er geen brandstof gemorst wordt.
• Uit veiligheidsoogpunt moeten versleten of beschadigde onderdelen worden vervangen.
• PAS OP! Messen altijd door een vakkundig bedrijf laten vervangen of laten slijpen, omdat na het losmaken van onderdelen volgens de veiligheidsbepalingen
altijd de onbalans moet worden gecontroleerd!
• Bij reinigings- en onderhoudswerkzaamheden altijd handschoenen dragen.
• Alleen originele vervangingsonderdelen van WOLF gebruiken. Anders kan niet worden gegarandeerd dat uw maaier aan de veiligheidseisen voldoet.
Gelieve de specifieke nationale verordeningen in acht te nemen.
De befestiging en hoogte-instelling van duwboom (afb. M1/M2/M3)
PAS OP! Bij het in- en uitklappen van de duwboom mag de kabel niet beschadigt worden.
Bovenste duwboom naar voren klappen (M1). De knop voor het bevestigen van de duwboom vast aandraaien (M2, 1). De gehele
duwboom naar achter klappen, op de gwenste werkhoogte instellen en de knop vast aandraaien (M2/M3).
Duwboom inklappen (afb. M3)
LET OP! De bowdenkabels mogen niet bekneld raken bij het in- en uitklappen van de stuurstangen.
De handschroeven (2) losdraaien totdat de schroef volledig los is en dan kann de duwboom (3) eenvoudig naar voren geklapt worden.
Startkoord monteren (afb. B9)
Veiligheidsbeugel B7/B8 (3) optillen en vasthouden. Startkoord langzaam tot de duwboomverbinding trekken en in de opening
draaien.Voor het inklappen van den duwboom startkoord weer eruit draaien.
Opvangzack (afb. M4)
Gebruikstijden
Montage
Het vullen motorolie (afb. B1)
Voordat U de machine in gebruik neemt moet U het carter vullen met een goed merk 0,5-0,6 l olie HD SAE 15-W40 tot aan de mar-kering
"Full" op het oliepeil resp. (Niet boven het merkteken.) Breng de peilstaaf aan zoals weergegeven in afb. A en B en controleer het oliepeil.
Controleer voor het maaien altijd het oliepeil.
Vullen met benzine (afb. B2)
Niet roken en geen open vuur in de direkte omgeving.
Niet met lopende motor tanken. Bij een warme motor geen benzine
morsen. Gebruik "octaan-arme benzine" (geen super plus). Geen benzine morsen. Dampen niet inademen.
Plaatsen van de opvangzak
(afb. B3)
De beschermkap even optillen en de grasvangbak met de haken in de uitsparingen in het chassis (zie pijl) bevestigen. De
beschermkap weer neerleggen.
Instellen van de maaihoogte (afb. B4)
Alleen bij uitgeschakelde moter en stilstaand mes.
De l‘agginstaggio stelhevel opzij trekken en in de gewenste stand weer indrukken (2,0; 3,0; 4,0; 5,0; 6,5; 8,0 cm).
Maaihoogte - graskondite
Maait u, indien mogelijk, bij droog weer. Daarmee wordt het grassprietje gespaard. Bij een vochtige of hoge grasmat is een hogere
maaibreedte aan te bevelen. Gemiddelde maaihoogte is 4,0 cm.
Starten (afb. B5/B6/B7/B8/B9)
1. Oop een vlakke ondergrond, liever niet in hoog gras.
2. POWER-stand: rode knop indrukken (B5, 1) en gashendel tot aan de merkbare aanslag van de POWER-stand bewegen (B5, 2).
3. De primer aan de motor (B6) drie keer stevig aandrukken.
4. Veiligheidsbeugel (B7/B8, 3) optillen en vasthouden.
In werking stellen
24
Summary of Contents for Concept 43 BA
Page 41: ...41 Notes ...
Page 45: ...45 ...