102
7.9. SORTEERMODUS
De sorteermodus laat toe om snel onderdelen te selecteren op basis van een gemeten referentiewaar-
de, een individueel instelbare referentiewaarde en voorgegeven tolerantiebereiken. Voor de instelling
van de parameters worden de pijlvormige toetsen (7), (9), (11) en (13) gebruikt.
Voor het instellen van de sorteermodus gaat u als volgt te werk:
Selecteer de gewenste meetfunctie met de toets “FUNC”. In de intelligente „AUTO LCR”-modus kunt u
geen sorteerfunctie selecteren.
Verbind het referentieonderdeel met de meetingang (17). Als „OL” of een waarde met minder dan 200
counts wordt weergegeven (count = kleinst weergegeven plaats onafhankelijk van het decimaalpunt vb.
1,99 = 199 counts), dan kunt u de sorteerfunctie niet selecteren.
Druk op de toets „SORTING” (6) om de sorteermodus te activeren. In de display verschijnt het symbool
„Sorting” en de gemeten waarde wordt als referentie opgeslagen. De vooringestelde tolerantiewaarde
bedraagt ±1%. Als de tolerantiestandaard met uw criteria overeenkomt, kunt u met de sorteermeting
verder gaan. Het testresultaat wordt in het hoofdscherm met „PASS” (meetwaarde binnen het toleran-
tiebereik) of „FAIL” (meetwaarden buiten het tolerantiebereik) weergegeven. In de subdisplay verschijnt
de meetwaarde.
Als u de referentiewaarde manueel invoert of de tolerantie wijzigt, gaat u als volgt tewerk:
Druk op de toets „SETUP” (10) om de instellingen voor het meetbereik, de referentiewaarde en de
tolerantie in te voeren. De instellingen volgen elkaar op.
U bevindt zich in het menupunt
„Meetbereik instellen”
. In de display verschijnt het symbool „RANGE”.
Met beide pijltoetsen links/rechts (9) en (11) kan het meetbereik worden geselecteerd. Bevestig uw
keuze met de toets „ENTER” (15).
U bevindt zich in het menupunt
„Referentiewaarde instellen”
. In de display knippert het laagste cijfer.
Met de pijltoetsen omhoog/omlaag (7) en (13) kan de waarde worden gewijzigd. Met beide pijltoetsen
links/rechts (9) en (11) kan de decimaal worden geselecteerd. Een waarde-invoer van 20 tot 1999
counts is mogelijk. Bevestig uw invoer met de toets „ENTER” (15).
U bevindt zich in het menupunt
„Tolerantiebereik instellen”
. Op de display knippert de actuele tole-
rantiewaarde. Met beide pijltoetsen links/rechts (9) en (11) kan de tolerantiewaarde worden geselec-
teerd. U hebt de volgende keuzemogelijkheden: ±0,25% ±0,5% ±1% ±2% ±5% ±10% ±20%
en -20% tot +80%. Bevestig uw invoer met de toets „ENTER” (15).
U kunt met de sorteermeting verdergaan. Het testresultaat wordt in het hoofdscherm met „PASS”
(meetwaarde binnen het tolerantiebereik) of „FAIL” (meetwaarden buiten het tolerantiebereik) weerge-
geven. In de subdisplay verschijnt de meetwaarde.
Om de sorteerfunctie te beëindigen, drukt u op de toets „SORTING” (6).