69
b) Stroommeting “A”
Zorg dat de max. toegestane ingangswaarden in geen geval worden overschreden. Raak geen schake-
lingen of schakelcomponenten aan, omdat hier spanningen hoger dan 33 V/ACrms 70 V/DC op kunnen
staan! Levensgevaar!
De max. toelaatbare spanning in het stroommeetcircuit mag niet hoger zijn dan 250 V. Metingen >5A mo-
gen slechts gedurende max. 10 seconden worden uitgevoerd en slechts met een aansluitende meetpauze
van 15 minuten.
Alle stroommeetbereiken zijn gezekerd en dus beveiligd tegen overbelasting.
Voor het meten van gelijkstroom (DC) gaat u als volgt te werk:
- Steek het rode meetsnoer in de 10 A meetbus (6) voor stromen >200mA of in de mA meetbus (7) voor stromen
<200mA. Steek het zwarte meetsnoer in de COM-meetbus (5).
- Selecteer het gewenste meetbereik. Begin indien mogelijk de meting altijd met het grootste meetbereik, omdat de
zekering doorslaat als het bereik wordt overschreden.
- Verbind de twee meettasters in serie met het te meten object (batterij, circuit, enz.); de respectieve polariteit van de
meetwaarde wordt samen met de actuele meetwaarde op het display aangegeven.
Als bij het meten van gelijkstroom een min “-” voor de meetwaarde verschijnt, loopt de stroom in tegenge-
stelde richting (of zijn de meetsnoeren omgedraaid).
Meet nooit stromen boven 10 A in het 10 A bereik of stromen boven 400 mA in het mA/μA bereik,
anders slaan de zekeringen door.
c) Meten van de weerstand
Controleer dat alle te meten schakelcomponenten, schakelingen en bouwelementen evenals ande-
re meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
Ga voor het meten van de weerstand als volgt te werk:
- Schakel de DMM in en selecteer het meetbereik “Ω”.
- Steek de zwarte meetsnoeren in de COM-bus (5) en de rode meetsnoeren in de mA/Ω-bus (7).
- Controleer de meetsnoeren op doorgang door beide meettasters met elkaar te verbinden. Nu moet zich een weer-
standswaarde van ca. 0,5 ohm instellen (de eigen weerstand van de meetsnoeren).
- Verbind nu de twee meettasters met het te meten object. Als het gemeten object geen hoge weerstand heeft of
onderbroken is, dan verschijnt de meetwaarde op het display. Wacht totdat de waarde op het display zich heeft
gestabiliseerd. In geval van een weerstand >1 MOhm kan dit enkele seconden duren.
- Zodra het symbool voor “Overflow” op het display verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden of is het meetcir-
cuit onderbroken.
- Verwijder na afloop van de meting de meetsnoeren van het te meten object en schakelt de DMM met de “PO-
WER”-schakelaar (3) uit.
Bij het meten van weerstand moet u erop letten dat de meettasters waarmee de meetpunten in contact ko-
men vrij zijn van vuil, olie, soldeerhars en dergelijke. Dergelijke omstandigheden kunnen het meetresultaat
beïnvloeden.