71
Gebruikersgids
Viscount
Ouverture
12. Sectie MIDI.
Deze besturingen voor elk manuaal en het pedaal zorgen voor het wel of niet activeren van de verzending
naar de MIDI [OUT] poort van de MIDI nootcodes. Alle overige MIDI meldingen die door het instrument
worden voorzien, worden ook bij uitgeschakelde MIDI besturing verzonden.
13. Algemene combinaties.
Deze duim- en voetpistons zorgen voor het oproepen van de algemene combinaties van de geheugenbank
geselecteerd via [MEM. BANK +] en [MEM. BANK -] (punt 14). Deze combinaties kunnen aangepast
worden, de opslagprocedure is beschreven onder punt 11.
[HR] Hand registratie.
Bovendien zijn de sequencers van algemene combinaties aanwezig, [PREV.] is in aflopende volgorde,
[NEXT] in oplopende volgorde.
14. Algemene commando’s van het orgel.
Het gaat om commando’s die niet voor de afzonderlijke secties zijn bestemd, maar waarvan de activering
het gehele instrument beïnvloedt.
- [MEM. BANK +] en [MEM BANK -]: selecteren de geheugenbank weergegeven op het aanvullende
display [MEM. BANK] (punt 10).
- [ENC]: activeert de functie Enclosed waarmee het algemene volume van het orgel geregeld kan
worden door bediening van het zwelpedaal [ZWELWERK].
- [A.P.]: activeert Automatic Pedal waarmee de stemmen van het pedaal op tweede manuaal. In dit
geval wordt het pedaal van het orgel uitgeschakeld en worden de stemmen monofonisch, met prioriteit
op de laagste noot.
- [T]: duimpiston en voetpiston voor het oproepen van het Tutti. Het Tutti kan aangepast worden, de
opslagprocedure is beschreven onder punt 11.
- [C]: duimpiston voor het annuleren.
N.B.
Bij inschakeling wordt altijd de geheugenbank nr. 1 geselecteerd.
15. Paneel van de voorste aansluitingen.
Op dit paneel links onder de manualen bevinden zich de connectors en de regelingen die het meest
gebruikt worden en dus makkelijk toegankelijk moeten zijn.
- [MASTER VOLUME]: regelt het algemene volume van het orgel.
- [REVERB VOLUME]: regelt het niveau van het nagalmeffect.
- MIDI [IN]: dit is de MIDI ingangsconnector waarover het orgel de gegevens ontvangt die door een
externe MIDI-unit worden verzonden.
- MIDI [OUT]: dit is de MIDI-connector die de door het orgel gegenereerde MIDI-gegevens verzendt.
- MIDI [THRU]: herzendt de gegevens ontvangen van de poort [IN] voor de seriële verbinding van
meerdere MIDI-apparaten.
- [USB]: dit zijn twee USB-connectors. De linkse wordt gebruikt voor de verbinding met de computer
om het configuratieprogramma van het instrument te kunnen gebruiken. De rechtse is bestemd voor
toepassing van een usb-stick (niet bij het instrument geleverd) die als massageheugen van het orgel
ter vervanging van het interne geheugen gebruikt kan worden. Zie voor meer informatie hoofdstuk
11.
- [PHONES]: dit is de aansluiting voor een koptelefoon.
16. Schuiflade met de instelling- en de programmeringsorganen.