NL
Bedieningshandleiding – Luchtontvochtiger TTK 25 E
E - 6
• Vooral bij het opstellen van het apparaat in natte
omgevingen, zoals spoelkeukens, zwembaden en
dergelijke, het apparaat in de gebouwinstallatie
volgens de voorschriften afzekeren met een ge-
schikte aardlekschakelaar (RCD = Residual Cur-
rent protective Device).
• Zorg dat verlengsnoeren volledig zijn uit-/afgerold.
Opmerkingen m.b.t. de
ontvochtigingscapaciteit
De ontvochtigingscapaciteit is afhankelijk van:
• de aard van de ruimte
• de ruimtetemperatuur
• de relatieve luchtvochtigheid
Hoe hoger de ruimtetemperatuur en de relatieve
luchtvochtigheid, hoe groter de ontvochtigingscapaci-
teit.
Bij gebruik in woonruimten volstaat een luchtvochtig-
heid van ca. 50-60 %. In magazijnen en archieven
mag de luchtvochtigheid een waarde van ca. 50 %
niet overschrijden.
Bedieningselementen
Nr.
Bedieningselement
10
Controlelamp voor het weergeven van de gewenste rela-
tieve luchtvochtigheid:
De betreffende controlelamp brandt, als met de knop (11)
de gewenste relatieve luchtvochtigheid is geselecteerd.
40 % / 50 % / 60 %:
De relatieve luchtvochtigheid wordt verlaagd naar 40 %,
50 % of 60 %.
11
Instellen van de gewenste luchtvochtigheid.
Opmerking!
Om het continubedrijf te starten, de knop herhaaldelijk
indrukken tot de controlelamp “Continubedrijf” (15) brandt.
12
Netschakelaar:
Schakelt het apparaat uit of aan.
13
Controlelampje condensreservoir:
Knippert als het maximale vulpeil van het condensreservoir
is bereikt of als het condensreservoir niet goed in het appa-
raat is geplaatst.
14
Controlelamp “Ontdooiing”:
brandt, als de automatische ontdooiing actief is.
15
Controlelamp “Continubedrijf”:
Brandt bij geactiveerd automatisch ontvochtigen.
15
14
13
12
11
10