9
Veiligheidsrichtlijnen
Dit apparaat mag alleen worden bediend door daartoe geschoolde personen.
Alleen ongevulde materialen verwerken, geen nitro en laagmoleculaire koolwaterstofverbindingen, agressieve zuren of
alkaliën gebruiken. Wanneer regelmatig media worden verwerkt die oplos-middelen bevatten, moet is een drukslang
vereist die voldoet aan de EPDM-kwaliteit. In de normale uitvoering beschikken de motoren niet over een explosiebevei-
liging.
Het apparaat is standaard voorzien van een randaardestekker. Wanneer uw voorhanden contactdoos niet geschikt is
voor deze stekker, dient een geschikte contactdoos te worden aangebracht door een vakman. Gebruikt u alleen 230
Volt-aansluitingen. Gebruik alleen toegestaan bij optimale toestand van de verbindingskabels.
Het apparaat heeft een spanningsbereik dat elektrische gevaren voor mens en dier kan opleveren. Het mag alleen door
geautoriseerde personen worden geopend en / of gedemonteerd. Het gebruik van het apparaat is de verantwoordelijkheid
van en voor risico van de koper / gebruiker.
Inbedrijfstelling
1. Vóór iedere inbedrijfstelling moet het oliepeil worden gecontroleerd. Daartoe moet de rubber kap verwijderd worden.
De olie moet tot aan de markering in het aansluitstuk staan. Indien nodig, moet olie worden bijgevuld. Geschikte olie-
soorten:FUCHS RENOLIN UNISYN CLP 150, BP ENERGOL SG 150, BP ENERSYN SG 15, SHELL TIVOLA WA oder
MOBIL SHC 629.
2. Controleren of zuig- en terugloopleiding correct zijn aangesloten. Vervolgens de drukslang met spuitpistool en pomp
verbinden.
3. Zuig- en terugloopslang met behulp van de slangklem vast aan de spuitmiddeltank bevestigen. Vermijden dat valse
lucht in de zuigleiding dringt.
4. De drukregelklep (rode draaiknop) moet voor iedere inbedrijfstelling op minimale druk worden ingesteld (naar links
draaien). De druk mag pas tijdens het pompen bij geopend spuitpistool verhoogd worden. De drukregeling aan de pomp
verloopt in 3 trappen tot 6 bar.
Om de spuittechniek te leren, adviseren wij bij de eerste inbedrijfstelling water te gebruiken als oefenmateriaal.
Het spuitpistool is standaard voorzien van een breedstraalsproeier (blauw).
Na het spuiten moet de regelklep aan de pomp op minimale druk worden gezet. Zuigslang uit de tank trekken zodat de
pomp kan leeglopen.
Reiniging
Systeem volledig leeg laten lopen. Zuigslang in een bak met daarvoor geschikt spoelmateriaal, terugloopslang in een
opvangbak steken en de pomp en de drukslang zorgvuldig doorspoelen. Voor de laatste spoeling adviseren wij zeepsop,
(afwasmiddel of iets dergelijks). Nooit spuitmateriaal in de pomp achterlaten, omdat daardoor de kleppen kunnen gaan
vastplakken en de dichtingen beschadigd kunnen worden.
Wanneer de pomp eens niet zorgvuldig gereinigd is, kan het gebeuren dat de klepkoppen aan de klepzittingen vast-
plakken. In een dergelijk geval moet de klepbevestiging (rode schroefkoppen opzij aan het pomphuis) met een ring- of
vorksleutel SW 17 geopend, de koppen van de zittingen gelost, gereinigd, opnieuw gemonteerd en de schroefverbindin-
gen weer handvast aangetrokken worden.
Vertaling van de originele handleiding