4
9+11
3
5
2. Veiligheidsmechanismen controleren
Deze snelkookpan heeft verschillende veiligheidsmechanismen.
Controleer vóór elk gebruik of de veiligheidsmechanismen goed functioneren. Breng nooit wi-
jzigingen aan deze veiligheidsmechanismen aan. Voer de controle aan de hand van de volgen-
de stappen uit: Controleer vóór het gebruik van de snelkookpan of de ventielen, de afdichtring
en de grepen van de pan goed en stevig vastzitten.
(3) Drukregelventiel
Controleer of het ventiel probleemloos gedraaid kan worden (van naar ).
(4) Veiligheidsventiel
Controleer of het veiligheidsventiel schoon is. Houd hiervoor het deksel tegen het daglicht,
zodat u door het ontluchtingsbuisje heen in het ventiel kunt kijken. Als het buisje verstopt is,
kunt u dit met een klein borsteltje of een pijpenkoter reinigen
(afbeelding C )
.
(9 + 11) Siliconen afdichtring en veiligheidsvenster
Let erop dat de siliconen afdichtring en de rand van het deksel schoon zijn. Controleer tevens
vóór elk gebruik of de afdichtring onbeschadigd is. Leg dan de afdichtring zo in het deksel, dat
hij volledig plat ligt.
In de rand van het deksel zit een klein veiligheidsvenster. Indien de druk in de snelkookpan te
hoog is, wordt de afdichtring naar buiten toe gedrukt en kan de stoom ontwijken.
Tip: wij adviseren de afdichtring met water te besprenkelen of met een beetje spijsolie in te
smeren, zodat het deksel makkelijker op de snelkookpan geplaatst kan worden.
(5) Ontgrendelingsknop
Controleer vóór elk gebruik of de snelkookpan geopend kan worden. Druk hiervoor op de ont-
grendelingsknop en draai het deksel tegen de wijzers van de klok in. Let erop dat de pijlen van
het deksel en de handgreep van de pan tegenover elkaar liggen. Pas dan kan de pan geopend
worden
(afbeelding A + B)
.
3. Snel koken – zo eenvoudig is het:
a. Doe de gewenste levensmiddelen en de benodigde hoeveelheid vloeistof in de
snelkookpan. Houd de volgende hoeveelheden aan (levensmiddelen en vloeistof samen):
o Voeg minstens 1/4 liter toe.
o Vul de snelkookpan maximaal voor 2/3
o Als levensmiddelen schuimen of uitzetten (bv. rijst, graan, gedroogde groente), de pan
maximaal tot 1/2 vullen
b. Leg de afdichtring (9) plat in de rand van het deksel.
Houd met de linkerhand de greep van de pan (7) vast en leg met de rechterhand het deksel
(1) op de snelkookpan. Let er daarbij op dat de pijlen op het deksel en op de greep van de
pan tegenover elkaar liggen
(afbeelding A)
. Draai het deksel met de wijzers van de klok mee
naar de greep van de pan toe, tot de ontgrendelingsknop (5) met een hoorbare ‘klik’ vast
komt te zitten
(afbeelding B)
.
Controleer of het drukregelventiel (3) op staat.
c. Draai het drukregelventiel (3) van het deksel naar de positie en zet de snelkookpan
op het fornuis.
Zet de kookplaat op de hoogste stand. Als de druk in de snelkookpan stijgt, wordt het rode
veiligheidsventiel (4) zichtbaar, er ontstaat een licht sissend geluid. De snelkookpan kan in
deze toestand niet meer geopend worden. Het kan enkele minuten duren, totdat de gaarfase
bereikt is
(afbeelding D + E)
.
Verlaag nu de temperatuur door de kookplaat op een lagere stand te zetten. Hierdoor spaart
u energie en voorkomt u dat de kookvloeistof in de snelkookpan te snel verdampt.
Let daarbij op de volgende punten:
o Indien de temperatuur van de kookplaat niet verlaagd wordt, zal de stoom via het
drukregelventiel (3) ontwijken. Hierdoor neemt de vloeistof in de snelkookpan sterk af. De
kooktijd wordt dan ook korter. Als de vloeistof compleet verdampt is, kan het gerecht
aanbranden en de snelkookpan beschadigd raken.
Om dit te voorkomen, zet u de kookplaat meteen op een lagere stand.
o Als de warmtetoevoer op een te lage stand gezet wordt/ staat, daalt de druk in de
snelkookpan langzaam en zakt het rode veiligheidsventiel (4) naar onderen.
Dit veroorzaakt een langere kooktijd.
47
46
Summary of Contents for 803100
Page 1: ......