13
NL
Hydrostatische aandrijving
4.31 REMPEDAAL
Dit pedaal stelt de rem van de achterwielen in
werking.
4.32 KOPPELINGSPEDAAL
Dit pedaal stelt het aandrijfsysteem voor de
wielen in werking en regelt de snelheid van de
machine, zowel bij het voor- als bij het achteruit
rijden.
– Om de machine vooruit te laten rijden dient
het pedaal met de punt van de voet in richting
«F» geduwd te worden; hoe meer druk er op
het pedaal wordt uitgevoerd, hoe hoger de
snelheid van de machine.
– De achteruitversnelling wordt in werking
gesteld door met de hak op het pedaal in
richting «R» te drukken.
– Als het pedaal wordt losgelaten komt het
automatisch weer in de vrije stand «N» terug.
LET OP!
Het inschakelen
van de achteruitversnelling dient uitge
voerd te worden als de machine stil
staat.
OPMERKING
Als het koppelingspe-
daal zowel bij het voor- als het achteruitrij-
den bediend wordt met een ingeschakelde
handrem (4.4) slaat de motor af.
4.33 ONTGRENDELING VAN DE
HYDROSTATISCHE AANDRIJVING
Deze hendel heeft twee standen:
«
A
» = Aandrijving ingeschakeld: voor
alle gebruikscondities, tijdens het rij-
den en het maaien;
«
B
» = Aandrijving uitgeschakeld: ver-
mindert aanzienlijk de kracht die nodig
is om de machine,
met de motor
uit-
geschakeld, met de hand te verplaat-
sen.
BELANGRIJK
Teneinde te voorko-
men dat de aandrijfunit beschadigd wordt,
mag deze operatie alleen worden uitgevoerd
met een stilstaande motor, met de pedaal
(4.32) in de stand «N».
4.31
4.32
R
N
F
4.33
A
B
Summary of Contents for SD 98-108
Page 2: ......