24
Problemen oplossen
De onderstaande controlelijst kan u helpen bij
het oplossen van problemen die zich met het
apparaat kunnen voordoen.
Voordat u de onderstaande controlelijst
doorneemt, moet u eerst de aanwijzingen voor
aansluiting en gebruik controleren.
De bedieningstoetsen werken niet.
De bediening kan langer duren wanneer een
kaart wordt weergegeven.
Het apparaat wordt niet ingeschakeld.
t
Controleer of het contact op ON staat.
t
Controleer de aansluiting tussen de
accuadapter en de aanstekeraansluiting in
de auto.
t
Als de omgevingstemperatuur erg hoog is,
kan het beveiligingscircuit worden
geactiveerd. Hierdoor wordt het apparaat
wellicht niet ingeschakeld. Laat het
apparaat afkoelen en schakel het
vervolgens in.
t
Controleer de zekering in de accuadapter.
De afstandsbediening functioneert niet.
• Er bevinden zich obstakels tussen de
kaartafstandsbediening en de ontvanger voor
de afstandsbediening op het apparaat.
• De afstand tussen de kaartafstandsbediening
en het apparaat is te groot.
• De kaartafstandsbediening wordt niet gericht
naar de ontvanger voor de afstandsbediening
op het apparaat.
• De batterijen in de kaartafstandsbediening
zijn bijna leeg. Zie "De lithiumbatterij van de
kaartafstandsbediening vervangen" op
pagina 22 voor meer informatie.
Het GPS-signaal kan niet worden
ontvangen.
• Het systeem kan geen GPS-signalen
ontvangen omdat deze worden geblokkeerd.
t
Verplaats uw auto naar een plaats waar de
signalen niet worden geblokkeerd.
• De ontvangst van het GPS-signaal is zwak.
t
Controleer de GPS-signaalwaarden.
t
Er is wellicht een externe GPS-antenne
(niet bijgeleverd) vereist voor een
verwarmde ruit of een ruit die warmte
reflecteert.
• Er bevindt zich een obstakel vóór de GPS-
ontvanger.
t
Installeer het apparaat op een plaats waar
het signaal niet wordt onderbroken door
de carrosserie van de auto, enzovoort. Zie
"Het apparaat installeren" op pagina 7
voor meer informatie over de installatie
van het apparaat.
t
Controleer of de GPS-ontvanger uit het
apparaat is getrokken en horizontaal is
gezet. Zie "Het apparaat installeren" op
pagina 7 voor meer informatie.
• Het signaal wordt wellicht niet ontvangen als
er een coating op de ruit is aangebracht. In
dit geval moet u een externe GPS-antenne
(niet bijgeleverd) gebruiken.
De positie van de auto op de kaart komt niet
overeen met de huidige weg.
De foutmarge van het signaal van de GPS-
satellieten is te groot. In het slechtste geval kan
er sprake zijn van een maximale foutmarge
van enkele honderden meters.
De begeleidingspatronen kunnen niet
worden gewijzigd met
.
De huidige positie van de auto wordt niet
weergegeven op de route nadat de begeleiding
is gestart.
t
Wacht totdat de huidige positie van de auto
op de wegenkaart wordt weergegeven.
De stembegeleiding kan niet worden
gehoord.
Het volume is te laag.
t
Houd
w
+ op het apparaat of de
kaartafstandsbediening ingedrukt.
Het LCD-scherm wordt erg helder/donker.
Als de omgevingstemperatuur erg hoog of laag
is, wordt de helderheid van het LCD-scherm
automatisch aangepast om de interne
temperatuur van het apparaat te regelen. Bij
extreme temperaturen die buiten het
aanpasbare bereik vallen, wordt een bericht
weergegeven. Vervolgens wordt de modus
voor opwarmen geactiveerd of wordt het
apparaat uitgeschakeld.