43
43
voor het bepalen van de vereiste vrije ruimte onder de gebruiker
ook rekening worden gehouden met de handleidingen van de
gecombineerde uitrustingen. Het apparaat kan in uitzonderlijke
gevallen worden gebruikt voor een lastzekering tot 140 kg; na de
lastzekering moet er een Level2-test worden uitgevoerd. Voordat
deze controle heeft plaatsgevonden, mag het apparaat in geen
geval opnieuw worden gebruikt voor het beveiligen van mensen!
Tijdens het gehele werkproces moet ervoor worden gezorgd dat
alle betrokkenen adequaat worden beschermd tegen vallen!
Let op een veilige sluiting van alle verbindingselementen.
4.) Verankeringspunt
Het verankeringspunt waaraan de uitrusting wordt bevestigd, moet
een minimale sterkte hebben van 10 KN (1t). Verankeringspunten
moeten aan EN 795 voldoen. Verbindingselementen moeten aan
EN 362 voldoen. Als veilig verankeringspunt kunnen bijvoorbeeld
dragende delen van constructies dienen. Bevestigen aan
laddersporten, kozijnen, verwarmingsbuizen, etc. is niet
toegestaan. De belastbaarheid en de positie van het
verankeringspunt zijn essentieel voor de veiligheid. De positie van
het verankeringspunt moet daarom altijd zodanig worden gekozen
dat de lijn tijdens het afdalen niet over randen loopt en niet langs
scherpe voorwerpen of ruwe muuroppervlakken loopt. Als er
onvoldoende afstand kan worden aangehouden, dient er een
geschikte kantbescherming te worden gebruikt. In ieder geval moet
er een veilige verbinding tussen de bijbehorende
lichaamsdraagvoorziening en het hoogtezekeringsapparaat
worden gemaakt. Neem de gebruiksaanwijzing van de te gebruiken
apparaten in acht!
5.) Gebruiksrichtlijnen GORDON
Dit product dient primair ter beveiliging bij het beklimmen van
ladders of andere constructies voor arbeidsveiligheid. Het apparaat
kan ook worden gebruikt voor hoogteparcoursen of bij sportklimmen
indien het apparaat conform de industrienorm minimaal eenmaal
per jaar wordt gecontroleerd. Het product kan op twee manieren
worden aangebracht:
Een lijnuiteinde is bevestigd aan de uitrusting van de gebruiker,
een tweede persoon of een gewicht voorkomt een slappe lijn. Het
gewicht moet altijd vóór het eerste gebruik worden bepaald op
basis van de lengte van de lijn (afb. 2.9). De lijn vormt met één of
twee ingenaaide ringen een lus. Zodra de eerste gebruiker de
bovenkant van de ladder heeft bereikt, bevestigt de tweede
gebruiker de lijn aan de onderkant van de ladder en begint hij met
de klim. De eerste ring bevindt zich dan onderaan de ladder
wanneer de tweede gebruiker de bovenkant van de ladder heeft
bereikt (afb. 2.10). Hierbij moet een rol worden gebruikt voor de
omleiding (EN 12278). Deze leidt de lijn alleen om ter voorkoming
van een slappe lijn. Zodra de eerste gebruiker de bovenkant van de
ladder heeft bereikt en zich niet meer in het systeem bevindt, kan