nl
89
Variabele indeling van het
interieur
De koelruimte is met 5 glasplaten en meerdere ver
schillende opbergruimtes in de deur uitgerust, die
geschikt zijn voor het bewaren van eieren, blikken,
drankflessen en verpakte levensmiddelen.
Deze kunnen naar behoefte op verschillende hoogtes
worden geplaatst. Voor het verwijderen van de
opbergruimtes in de deur alle levensmiddelen
verwijderen, om morsen te vermijden.
Ø
Voor het verwijderen van een element deze voor
zichtig naar voren trekken, tot het element uit de
geleidingen los komt.
Ø
Bij het weer plaatsen van het element ervoor zorgen
dat er zich daarachter geen hindernis bevindt en het
element voorzichtig in haar positie terug schuiven.
Ø
Deuropbergruimtes optillen en dan verwijderen.
Vakantiemodus
Bij langer afwezigheid is de vakantiemodus de beste
keuze. In deze modus wordt de temperatuur in de koel
ruimte op 15 °C ingesteld, om het energieverbruik te
minimaliseren.
Belangrijk:
Gedurende deze periode geen levens
middelen in de koelruimte bewaren.
Vakantiemodus inschakelen
Door op de modus-toets te drukken kunt u verschil
lende bedrijfsmodi kiezen. Op het bedienings- en
displayveld wordt de betreffende bedrijfsmodus in
de onderstaande volgorde aangegeven.
vakantiemodus
super-koelen
super-vriezen
Nadat een bepaalde bedrijfsmodus is geselecteerd,
wachten tot de overeenkomstige indicatie gedurende
10 seconden knippert. Aansluitend klinkt twee maal
de zoemer en de indicatie brandt continu. De functie
is actief.
Vakantiemodus uitschakelen
Druk op de toets “cool” of “freeze”, om de vakantie
modus te deactiveren.
Wanneer de vakantiemodus word uitgeschakeld, dan
dooft de indicatie
in het indicatieveld. Het apparaat
schakelt automatisch terug naar de eerder ingestelde
temperatuur.
Apparaat uitschakelen en
stilleggen
Apparaat uitschakelen
Netstekker uit het stopcontact halen of de zekering
uitschakelen. De koelinrichting schakelt uit.
Apparaat stil zetten
Wanneer u het apparaat langere tijd niet gebruikt:
1.
Alle levensmiddelen uit het apparaat nemen.
2.
Netstekker uit het stopcontact halen of de zekering
uitschakelen.
3.
Apparaat van binnen reinigen
(
~
Hoofdstuk “Apparaat reinigen”
).
4.
Apparaatdeuren open laten, om geurvorming te
voorkomen.