3 VERVOER - AFLADEN
Het gewicht van het apparaat niet onderschatten,
(zie technische kenmerken).
De last nooit laten bewegen of laten hangen
boven personen of voorwerpen.
Het apparaat nooit laten vallen of bruusk neerzet-
ten.
De verpakking verwijderen. De generator is voor-
zien van een instelbare draagriem zodat hij aan de
schouder of in de hand kan gedragen worden.
4 INSTALLATIE
Kies een geschikte plaats waarbij men rekening
houdt met de richtlijnen vermeld in hoofdstuk
"1 WAARSCHUWING".
Plaats het apparaat nooit op een vlak met een helling
die groter is dan 10° t.o.v. een horizontale. Bescherm
de installatie tegen slagregen en tegen de zon.
Gebruik de generator niet om leidingen te ont-
dooien.
4.1 Elektrische netaansluiting
De installatie is voorzien van één netverbinding met een kabel
van 5 m. in de achterkant van de generator.
Tabel met de karakteristieken van de kabels en van de zeke-
ringen aan de ingang van de generator:
Generator
G. 282 PME G. 352 PME G. 503 PME
Nominale spanning
400 V3~
Spanningsbereik
340V ÷460V (400V +15% -15%)
Vertraagde zekeringen
20A
30A
40A
Voedingskabel
4x6mm2
4x6mm2
4x6mm2
* De elektrische installatie dient uitgevoerd te worden door
technisch personeel dat een specifieke opleiding hiervoor
heeft gekregen en volgens de voorschriften die gelden in
het land waar de installatie gebeurt.
* De voedingskabel naar het net heeft een geel/groene gelei-
der die ALTIJD met de aardgeleider moet verbonden wor-
den. Deze geel/groene geleider mag NOOIT met andere
spanningsvoerende geleiders verbonden worden.
* Controleer of er een degelijke aarding van de installatie is
uitgevoerd en of de stopcontacten in goede staat zijn.
* Monteer uitsluitend gehomologeerde stekkers die beant-
woorden aan de veiligheidsnormen.
4.2 Verbinden van toebehoren
Schakel de stroomtoevoerstekker van de genera-
tor los van het stroomnet alvorens de aansluitin-
gen te maken.
Houdt u aan de voorschriften voor veiligheid ver-
meld in hoofdstuk "1 WAARSCHUWING".
Verbindt de toebehoren (gereedschappen) zorg-
vuldig dit om verliezen aan energie te vermijden.
5 MONTAGE VAN DE INSTALLATIE
5.0.1 Montage beweegbare wagen
Voor de montage van de generatorwagen GT23, zie SCHEMA
RESERVEONDERDELEN.
5.1 Aansluiting van de eenheid
5.1.1 Aansluiting voor MMA lassen
Lees aandachtig 4.2 door.
* Verbind de connector
van de massaklem met
de negatieve klem (-) van
de generator.
* Verbind de connector
van de elektrodenklem
met de positieve klem
(+) van de generator.
De hierboven beschreven verbinding geeft als
resultaat het lassen met omgekeerde polariteit.
Voor het lassen met directe polariteit, de verbin-
ding omdraaien.
5.1.2 Verbinding voor TIG lassen
Lees aandachtig 6.2 door.
1) Verbind de stekker (Fig.
12) van de massaklem
met het positieve con-
tactpunt (+) van de
generator.
2) Verbind de aansluiting
van de TIG toorts met
het negatieve contact-
punt (-) van de generator.
3) Verbind de gasaanslui-
ting met het reduceerventiel.
69
WAARSCHUWING
Fig. 5
Fig. 6
Summary of Contents for Genesis 282-352-503 PME
Page 143: ...143 ...
Page 144: ......