3 NL
FOUTEN BIJ MIG-LASWERK
NL
Controleer de gastoevoer en stel hem af via de kraan van de druk-
verminderingsklep.
OPGELET: BIJ HET WERKEN IN DE BUITENLUCHT OF BIJ
WINDVLAGEN DE TOEVOER VAN HET INERT GAS AFS-
CHERMEN.
5.1
LASSEN
1.
Draai de gasfles open en stel de toevoer af op grond van de
behoefte. Plaats de massaklem op een punt van het te las-
sen deel dat vrij is van verf, kunststof of roest.
2.
Stel de lasstroom in met behulp van de schakelaar (Ref. 11 -
Figuur 1 Pag. 2.) en vergeet hierbij niet dat hoe groter de te
lassen dikte is, des te meer vermogen er vereist wordt. De
eerst standen van de schakelaar zijn bestemd voor lassen
van delen met geringe dikte. Denk er bovendien aan dat elke
gekozen stand overeenkomt met een bepaalde snelheid voor
het voortbewegen van de draad, instelbaar m.b.v. de stel-
knop (Ref. 4 - Figuur 1 Pag. 2.) .
6.0
FOUTEN BIJ MIG-LASWERK
CLASSIFICATIE EN BESCHRIJVING VAN DE FOUTEN
Met MIG-procédé uitgevoerd laswerk kan velerlei fouten verto-
nen; het is derhalve belangrijk deze te identificeren. Dergelijke
fouten verschillen niet in aard of vorm van de fouten die zich voor-
doen bij handbooglassen met beklede elektroden. Het verschil
tussen de twee procédés is de frequentie waarmee zich fouten
voordoen: poreusheid komt bijvoorbeeld veel vaker voor bij MIG-
lassen, terwijl insluitingen van lasslak zich uitsluitend bij laswerk
met beklede elektrodes voordoen.
Ook de oorzaak van de fouten en de manier waarop ze vermeden
kunnen worden verschilt.
Onderstaande tabel vermeldt de verschillende gevallen.
6.1
DIFETTI DI FORMA
1.
Dislivelli.
2.
Spessori eccessivi (cordoni troppo bombati).
3.
Mancanza di metallo (cordoni cavi oppure troppo cedevoli,
crateri riempiti male).
4.
Brutto aspetto dei cordoni.
In questi casi la causa può essere imputata alla preparazione sca-
dente dei bordi (mancanza di supporti, distanze troppo larghe o
troppo strette), una regolazione inesatta dell’apparecchiatura op-
pure un metodo operativo difettoso.
La tabella seguente precisa i diversi casi.
Met het oog op optimaal laswerk de lasbrander en de
bewegingsrichting van de draad toepassen zoals afge-
beeld.
FOUT
UITERLIJK
OORZAAK EN OPLOSSING
NIVEAUVERSCHIL
- Niet naar behoren voorbereid.
- Zijkanten uitlijnen en tijdens het lassen vasthouden. (Puntlassen)
OVERDREVEN DIKTE
- Te lage nullastspanning.
- Te lage lassnelheid.
- Verkeerde hellingshoek lasbrander.
- Te dikke lasdraad.
GEBREK AAN METAAL
- Te hoge lassnelheid.
- Spanning te laag voor gebruikte lassnelheid.
NADEN ZIEN ER VERROEST UIT
- Bij gebruik van een lange boog in gleuf lassen.
- Spanning afstellen.
- Gebogen draad of draad die té ver uit draadgeleider steekt.
- Verkeerde draadsnelheid.
TE WEINIG PENETRATIE
- Onregelmatige of onvoldoende afstand.
- Verkeerde hellingshoek lasbrander.
- Draadleituitje versleten.
- Draadsnelheid te laag ten opzichte van spanning of lassnelheid.
TEVEEL PENETRATIE
- Te hoge draadsnelheid.
- Verkeerde hellingshoek lasbrander.
- Te grote afstand.
TE WEINIG SMELTING
- Te kleine afstand.
- Laswerk eerst ruw bewerken of slijpen en vervolgens opnieuw lassen.
GLEUVEN
- Te hoge lassnelheid. (Deze visueel makkelijk te constateren fout
moet onmiddellijk door de lasser hersteld worden)