NL
91
7.
Handelingen voor en na de eerste rit
7.1 Voor gebruik
Om de fiets op een veilige wijze te kunnen gebruiken, dien je enkele handelingen te verrichten. In eerste instantie
ten gunste van je eigen veiligheid, maar ook ter verhoging van het fietsplezier. Niets is vervelender dan een tijdens
een fietstocht optredend defect.
Laat de fiets indien je gebreken of fouten vaststelt door een opgeleide rijwielhersteller controleren en waar nodig
repareren. Rijd nooit met een defecte of gebrekkige fiets!
Handeling/controle
Voor het eer
ste gebruik
Voor elk gebruik
Wielen
Controleer de loop van de wielen: til voor- en achterwiel een voor een van de grond en draai aan
het wiel.
→
De wielen moeten licht draaien.
→
De wielen moeten recht, zonder zij- of hoogteslag, draaien.
→
De banden mogen het frame nergens raken.
X
X
Controleer de naven op speling: til voor- en achterwiel een voor een van de grond en beweeg de
wielen zijwaarts.
→
Er mag geen speling merkbaar zijn.
X
X
Controleer het freewheelsysteem van de achternaaf of de krachtopsluiting zonder problemen
werkt:
Ga op de fiets zitten, trek de voorrem aan en trap in stand met matige kracht op de pedalen.
→
De kracht moet op het achterwiel worden overgebracht.
→
Het freewheel mag niet slippen.
X
X
Controleer de bandenspanning:
De bandenspanning kan het eenvoudigst met een vloerpomp met manometer gecontroleerd
worden.
→
De minimale en maximale bandenspanning mag niet onder- of overschreden worden (zie
“9.4 Bandenspanning”).
X
X
Controleer de banden op beschadigingen en slijtage.
→
Er mogen geen beschadigingen aanwezig zijn.
X
→
De slijtage mag niet zo ver gevorderd zijn dat de anti-leklaag of de karkasdraden op het
loopvlak zichtbaar zijn.
X
Controleer de juiste bevestiging van snelspanners en steekassen.
X
X