3399
7
NL
4
4.
WERKING
4.1
REGELING VERBRANDING
Conform de Richtlijn Rendement 92/42/EEG, moeten de montage van de brander op de ketel, de regeling
en de testen worden uitgevoerd volgens de handleiding van de ketel. Hieronder valt ook de controle van de
CO en CO
2
in de rookgassen, de temperatuur van de rookgassen en de gemiddelde temperatuur van het
water van de ketel. In fuctie van het nodige keteldebiet, worden de verstuiver, de pompdruk en de regeling
van de luchtklep bepaald volgens de tabel hieronder:
4.2
AANGERADEN VERSTUIVERS
Delavan 80° W met DROPSTOP filter type 60030.
4.3
REGELING ELEKTRODEN
TYPE
Verstuiver
Pompdruk
Debiet brander
Regeling luchtklep
GPH
Hoek
bar
kg/h
±
4%
Merkteken
371
T1
0,40
80°
12
1,35
0,25
0,50
80°
12
1,7
1,1
0,60
80°
12 / 14
2,0 / 2,2
2,0
372
T1
0,60
80°
12
2,0
1,1
0,65
80°
12
2,3
2,0
0,75
80°
12
2,9
2,5
373
T1
0,75
80°
11
2,6
2,2
0,85
80°
12
3,0
2,9
0,85
80°
14
3,3
4,0
387T1
0,85
80°
12
3,0
2,2
1,00
80°
12
3,8
4,2
1,10
80°
14
4,6
6,0
DE BRANDER MOET DE EERSTE MAAL ONTSTOKEN WORDEN DOOR GEKWALIFICEERD PER-
SONEEL VOORZIEN VAN GESCHIKT GEREEDSCHAP.
!
OPGELET
D5757
2
8 mm
Fig. 12
3
1
D5756
2
DE AFSTANDEN EN DE POSITIE NAAR BOVEN MOETEN WORDEN GERESPECTEERD.
Leg de isolatoren (1) tegen de schijf (2), (raadpleeg fig. 11 - 12).
Om de elektrode te bereiken, moet de handeling uitgevoerd worden die beschreven wordt in hoofdstuk
4.4 - “ONDERHOUDSPOSITIE”
.
OPGELET
6 mm
371T1 - 372T1 - 373T1
3
1
Fig. 11
0
6,5 + 0,5 mm
0
5 + 0,5 mm
387T1