85
AUTO RUN
Activeert de automatische effecten.
De t/- of de cijfertoetsen (0-9) kiezen het gewenste automatisch effect (AU01-15).
Met de toets SPEED en t/- of de cijfertoetsen (0-9) wordt de effectsnelheid ingesteld.
FADE MODE
Activeert de fade-effecten.
De t/- of de cijfertoetsen (0-9) kiezen het gewenste fade-effect (FA01-FA09).
Met de toets SPEED en t/- of de cijfertoetsen (0-9) wordt de effectsnelheid ingesteld.
SPEED
Stelt de gewenste effect- of strobesnelheid in.
De wijziging gebeurt met de t/- of door de directe invoer van een getalwaarde via het numeriek
klavier (0-9).
COLOR MODE
Activeert de modus met voorgeprogrammeer de kleuren.
De t/- of de cijfertoetsen (0-9) kiezen de gewenste kleurvoorinstelling (Co01-Co32).
Met de toets SPEED en t/- of de cijfertoetsen (0-9) wordt de strobesnelheid ingesteld.
+ en -
Deze toetsen dienen om de verschillende waarden in te stellen, vb. bij de snelheidsinstelling voor effecten,
strobe, etc.
W/A
Deze toets heeft een geen functie.
R / G / B
Deze toetsen activeren de modus met manuele kleurinstelling.
Stel de helderheid van de afzonderlijke kleuren in door op de gewenste kleurtoets (R, G of B) te drukken en
de helderheid van deze kleur met de t/- of de cijfertoetsen (0-9) in te stellen.
Met de toets SPEED en t/- of de cijfertoetsen (0-9) wordt de strobesnelheid (FS00-FS15)
ingesteld.