75
•
Beveilig de montage bovendien met een geschikte veiligheidsvangkabel of een vangnet. De veiligheidsvangkabel
resp. het vangnet moet onafhankelijk van de hoofdbevestiging, de effectstraler in geval van een fout bij de
hoofdophanging kunnen houden.
•
Let er op, dat de projectorkop van de effectstraler vrij kan bewegen; hij mag nergens tegenaan stoten en niet
geblokkeerd worden.
9. DMX-aansluiting
Er kunnen max. 32 toestellen in een DMX-ketting worden opgenomen, omdat anders de controller wordt
overbelast.
De maximale totale lengte van de DMX-ketting mag 500 m niet overschrijden.
Bij gebruik van XLR-microfoonkabels kan het tot storingen in de DMX-signaaloverdracht komen. Gebruikt
u in dit geval speciale DMX-hoogfrequentieleidingen.
a) Aansluiting van een DMX-controller
Het toestel is uitsluitend bedoeld voor aansluitingen op DMX-controllers met DMX-512-protocol.
•
Verbind de aansluiting DMX IN (2) met de uitgang van de DMX-controller.
•
De controller moet telkens naargelang de bedrijfsmodus over meer dan 13 of 48 vrije stuurkanalen beschikken.
•
Verbind de aansluiting DMX OUT (6) met de DMX-ingang van het volgende apparaat.
•
Ga met alle andere apparaten van de DMX-ketting op dezelfde manier tewerk.
•
Als de effectstraler het laatste of het enige apparaat in de DMX-ketting is, dan plaatst u in de aansluiting
DMX OUT (6) een XLR-stekker met een 120 Ohm/0,25 W-afsluitweerstand (tussen pen 2 en pen 3).
Bedrading van de DMX-aansluiting: Pen1 = massa / Pen2 = (-) / Pen3 = (+).
Verbind de massaleiding GND nooit met de massa van de behuizing van de effectstraler, omdat het anders
kan komen tot storingen in de signaaloverdracht, veroorzaakt door massalussen.