57
b) Strobefunctie activeren
• Selecteer met de toets FUNC de instelling ShNd.
• Druk op de toets ENTER.
• Selecteer met de toetsen UP resp. DOWN de instelling SPee.
• Druk op de knop ENTER, het indicatielampje (oFF; SP1-SP8) knippert op het scherm.
• Selecteer met de toetsen UP resp. DOWN de gewenste strobesnelheid SP1 -SP8. Bij de instelling oFF is de
strobefunctie gedeactiveerd.
• Bevestig de instelling met de knop ENTER terwijl het indicatielampje knippert.
c) Sound-to-light modus
• Selecteer met de toets FUNC de instelling ShNd.
• Druk op de toets ENTER.
• Selecteer met de toetsen UP resp. DOWN de instelling SoUn.
• Druk op de knop ENTER, het indicatielampje SoUn knippert op het scherm.
• Bevestig de instelling met de knop ENTER terwijl het indicatielampje knippert.
Het lichteffect wordt nu via de ingebouwde microfoon op het tempo van de muziek gestuurd.
d) Permanent licht-modus
• Selecteer met de toets FUNC de instelling ShNd.
• Druk op de toets ENTER.
• Selecteer met de toetsen UP resp. DOWN de instelling NASt.
• Druk op de knop ENTER, het indicatielampje NASt knippert op het scherm.
• Bevestig de instelling met de knop ENTER terwijl het indicatielampje knippert.
In deze instelling branden de LED’s permanent. Als de strobefunctie werd geactiveerd, knipperen de LED’s in de
ingestelde strobesnelheid.
e) Master-modus
• Stel op het Master-apparaat in het menu ShNd de gewenste bedrijfsmodus (NASt, SoUn) in.
• Selecteer daarna met de toets FUNC de instelling SLNd.
• Druk op de toets ENTER. Het conrolelampje knippert.
• Selecteer met de toetsen UP resp. DOWN de instelling NASt.
• Bevestig de instelling met de knop ENTER terwijl het indicatielampje knippert.
Het eerste apparaat in de ketting wordt als Master-apparaat ingesteld. Alle andere apparaten die in de
Master-Slave-ketting moeten worden gebruikt, worden als Slave-apparaten ingesteld.