119
b) Programmeren van de speciale functies
De snelheidsregelaar is in de fabriek al met de nuttigste instellingen voorgeprogrammeerd.
Als een LiPo-accu als rij-accu wordt gebruikt, controleer dan in de basisinstellingen van de snelheidsrege-
laar of de onderspanningsbescherming geactiveerd is (normaal gesproken 3,0 V/cel). Als de onderspan-
ningsherkenning uitgeschakeld is, kan een diepteontlading van de LiPo-accu optreden, wat deze onklaar
maakt.
Wordt een NiMH-accu gebruikt voor het rijden, dan moet u de onderspanningsherkenning uitschakelen of
op een lager voltage instellen dan voor een LiPo-accu.
De programmering is zeer eenvoudig met de setup-toets uit te voeren.
Ga voor het programmeren als volgt te werk:
•
Zet de zender aan, laat de gas-remhendel in de neu-
traalstand staan.
•
Schakel de snelheidsregelaar uit ("OFF").
•
Houd de setup-toets (B) naast de aan-uitknop (A) inge-
drukt en zet daarna de snelheidsregelaar aan ("ON").
Houd de setup-toets (B) ingedrukt en laat deze niet los.
•
De rode led van de snelheidsregelaar knippert en de
motor laat pieptonen horen (setup-toets ingedrukt hou-
den).
•
Na enige tijd knippert de led groen (setup-toets ingedrukt houden).
Het aantal maal dat u een groen knippersignaal ziet (1x......5x), geeft aan welke instelfunctie uitgekozen is.
Groene led knippert 1x + 1 pieptoon:
Rijfunctie vooruit/achteruit resp. alleen vooruit
Groene led knippert 2x + 2 pieptonen:
Remmen op de motor
Groene led knippert 3x + 3 pieptonen:
Onderspanningsherkenning voor LiPo
Groene led knippert 4x + 4 pieptonen:
Startmodus bij het beginnen met rijden
Groene led knippert 5x + 5 pieptonen:
Remkracht
De pieptonen worden door een korte aansturing van de borstelloze motor veroorzaakt. Afhankelijk van de
motor is deze pieptoon echter erg zacht. Let dan op het knipperen van de led van de snelheidsregelaar.
•
Wanneer de gewenste instelfunctie wordt weergegeven die u wilt veranderen (bijv. onderspanningsbeveiliging, led
knippert 3x groen + 3 pieptonen van de motor), dan laat u de setup-toets weer los (een tabel met de instelmogelijk-
heden vindt u op de volgende pagina).
•
Nu knippert de rode led weer. Het aantal knipperlichtsignalen geeft daarbij aan welke instelwaarde actief is (bijv.
onderspanningsbeveiliging 3,0 V/cel, rode led knippert 4x kort + 4 pieptonen van de motor).
•
Door kort op de setup-toets te drukken kan de ingestelde waarde worden gewijzigd, waarop het aantal knippersig-
nalen van de led (en de pieptonen van de motor) dienovereenkomstig anders wordt.
•
Zet de snelheidsregelaar uit om de Instelmodus te verlaten en de geprogrammeerde waarden op te slaan in het
geheugen. Als u daarna de snelheidsregelaar weer aanzet is deze met de nieuw ingestelde waarden klaar om
gebruikt te worden.
•
Moet een van de instellingen worden gewijzigd, ga dan te werk als hierboven beschreven..