92
10. Ingebruikname
a) Reservewiel monteren
Aan de achterkant van de auto (zie de pijl in de afbeelding
rechts) kan het meegeleverde reservewiel worden vast-
geschroefd.
Hiervoor zijn een passende schroef en een schroeven-
draaier meegeleverd. Draai de schroef echter niet al te
stevig vast.
b) Batterijen in de zender plaatsen
Open het batterijvak van de zender (het deksel eraf schuiven) en doe er twee nieuwe batterijen in. Let op de juiste
polariteit (plus/+ en min/-), zie de aanduiding op de batterijen en in het batterijvak. Sluit het batterijvak weer.
Bij gebruik van oplaadbare batterijen neemt de bedrijfstijd door de lagere spanning aanzienlijk af (normale
nominale spanning = 1,5 V, oplaadbare batterij = 1,2 V). We raden daarom aan om geen oplaadbare, maar
alleen hoogwaardige alkalinebatterijen te gebruiken.
Als u toch oplaadbare batterijen wilt gebruiken, zorg er dan voor dat deze volledig zijn opgeladen.
c) Carrosserie omhoog klappen
Als er een beschermende folie op de carrosserie zit, trek
deze er dan af.
De carrosserie zit aan de achterkant met 2 klemmetjes op
de auto vast (zie pijlen in de afbeelding rechts).
Trek de klemmetjes eruit en klap de carrosserie voorzich-
tig naar voren.
In de afbeelding rechts is het reservewiel nog niet gemon-
teerd (zie voor de montage hoofdstuk 10a).