![Reely Sky 20 76 25 Operating Instructions Manual Download Page 58](http://html1.mh-extra.com/html/reely-sky/20-76-25/20-76-25_operating-instructions-manual_1432208058.webp)
58
9. Ingebruikname van het model
a) De vliegaccu plaatsen en aansluiten
De vliegaccu wordt voor in de romp in de hiervoor bestemde accuschacht
geschoven en met klittenband (1) vastgemaakt.
De exacte positie van de accu wordt door het zwaartepunt bepaald.
De aansluitkabels van de accu (2) moeten met de aansluitkabels van de
toerentalregelaar (3) worden verbonden.
Wij raden het gebruik van twee gescheiden accu's aan. Hierdoor
ontstaat het voordeel dat bij een eventuele fout in een aandrijfkabel
(motor, toerentalregelaar, accu) de effecten hiervan niet
doorwerken op de tweede aandrijfkabel. Het model kan dan nog
met de intacte aandrijfkabel veilig aan de grond worden gezet.
b) Instellen van het zwaartepunt
De vliegaccu moet zo in de accuschacht worden aangebracht, dat het zwaartepunt zich ca.
135-140 mm achter de neusbalk van de vleugel bevindt.
Markeer hiervoor onder aan de vleugel links en rechts van de rompvorm met een stift de betref-
fende positie van het zwaartepunt. Ondersteun vanaf de onderkant het in elkaar gezette vliegklare
model op de meetpunten met de wijsvingers van uw linker- en rechterhand. Bij een correct
zwaartepunt dient het model een licht naar voren gebogen positie aan te nemen.
Bepaal voorafgaand aan de eerste vlucht het zwaartepunt op 135 mm. Het optimale zwaartepunt
kan dan steeds opnieuw vliegend worden verkregen en opnieuw ingesteld.
De accu moet tijdens het vliegen worden beveiligd tegen losraken en verschuiven met een stuk
klittenband (1). Plak aanvullend op het getoonde klittenband op de onderzijde van de accu en
op de accuglijgoot ook een strook klittenband om ook het verschuiven naar voren en achteren
doeltreffend te voorkomen.
Markeer bij het optimale zwaartepunt de accu en een plaats op de romp met een zwarte
watervaste stift. Zo hoeft u na een accuwisseling niet steeds het zwaartepunt opnieuw te meten.
c) Instellen van de roeruitslagen
Bij een correcte bouw moeten de roeren (gemeten aan de achterzijde) de volgende uitslagwaarden vertonen:
Rolroer
16 mm naar boven
16 mm naar beneden
Hoogteroer
20 mm naar boven
20 mm naar beneden
Richtingsroer
20 mm naar links
20 mm naar rechts
Let op!
De aangegeven waarden geven de onderste en de bovenste grenswaarden van de roeruitslagen. Naargelang uw persoonlijke stuurgewoonte kunt
u de uitslagen individueel aanpassen. Als u voor uw model een computergestuurde afstandsbediening gebruikt, dan kunt u de waarden eenvoudig
met de zender instellen. Als u een gewone afstandsbediening gebruikt, moet u de waarden instellen door het verwisselen van de schuifstangen op
de roerhoorns van de servo's resp. roerkleppen.
Afb. 17
135 - 140 mm
Afb. 18