54
e) Montage van de neuslandingsgestelservo
Controleer de ideale positie van de servo, markeer de houten blokjes (1) van
de servobevestiging en lijm deze vast. Monteer de servo zodra de lijm is
uitgehard.
Stel met de schroef van de stuurhevel (2) de hevel in een hoek van 90° ten
opzichte van de looprichting van de wielen. Controleer of de bevestigingsschroef
van het landingsgestel goed is aangedraaid, zie afb. 6A, positie 3.
Monteer de gaffelkop op de stuurhevel van het neuslandingsgestel. Maak de
stangen op lengte (bij een 90°-stand van de stuurhevel ten opzichte van de
wielen) en houd 10 cm lengte over. Buig een "Z" en hang de stang in de
servoroerhoorn (4).
Belangrijk: de afstand van het draaipunt van de roerhoorn tot aan het inhangpunt
van de stang moet ongeveer 10 mm zijn, zie afb. 6B.
Voor een latere montage van het landingsgestel draait u de servoroerhoorn
voorzichtig naar links, zie afb. 6C.
Verleng de servoaansluitkabel met een geschikte, kant-en-klare servo-
verlengkabel. Beveilig de insteekverbinding met een stukje plakband of tape.
f) Montage van het neuslandingsgestel in de romp
In de romp is al het tegenstuk voor de bevestigingsplaat van het neuslandings-
gestel gelijmd. Schuif het neuslandingsgestel voorzichtig in de geleiding (1).
Maak het neuslandingsgestel vast met de 8 x 2 mm schroef (8).
Aangezien het landingsgestel zich in de huidige positie (3) zelf blokkeert en
daardoor de servo bij het inschakelen van de afstandsbediening vast zou lopen,
moet u de roerhoorn met een schroevendraaier voorzichtig in de richting „Neu-
tral“ terugdraaien.
Afb. 6
Afb. 7
