86
e) Aansluiten van het rijaccu op de rijregelaar
Indien dit nog niet is gebeurd, neemt u eerst de zender in
gebruik, zie hoofdstuk 8. c).
Controleer dan of de rijregelaar uitgeschakeld is.
Beweeg daarvoor de schuifschakelaar weg van de setup-
toets (zie pijl in de onderstaande afbeelding, schakelaar naar
links schuiven = „OFF“).
Om te vermijden dat de wielen plots beginnen te draaien en zodoende ook het voertuig begint te rijden
(bijv. als de trimming voor de aandrijving versteld is), moet u het modelvoertuig op een geschikte ondergrond
plaatsen (of een startbox), zodat de wielen vrij kunnen draaien.
Steek uw hand niet in de aandrijving. Houd de roeren niet vast.
Om het voertuig of de rijregelaar te bedienen kunnen de volgende rijaccu’s worden gebruikt:
• Een 4-cellige LiPo-accu (nominale spanning 14,8 V)
• Twee 2-cellige LiPo-accu’s (nominale spanning telkens 7,4 V) via de meegeleverde Y-kabel
Als andere rijaccu’s of rijaccu’s met een hoger cellenaantal worden gebruikt, kan niet alleen de rijregelaar
of de motor worden beschadigd, maar worden ook tandwielen, koppelingen of aandrijfassen overbelast;
de garantie vervalt!
Wanneer u twee LiPo-rijaccu’s via de meegeleverde Y-kabel wilt gebruiken, dan neem in het volgende in acht:
De beide rijaccu’s moeten dezelfde capaciteit en ontladerwaarde hebben, ze moeten van hetzelfde type
en fabrikant zijn.
Sluit nooit een rijaccu met verschillende laadtoestand of deels geladen rijaccu’s op de rijregelaar aan.
Anders wordt mogelijks een verkeerd cellenaantal herkend, waarop de onderspanningsbescherming niet
juist werkt, wat tot een diepe ontlading kan leiden!
Gebruik nooit twee verschillende accu’s!
Sluit nu de rijaccu (resp. 2 rijaccu’s via de Y-kabel) aan de rijregelaar aan.
¨
19
c) Einstellung der Stoßdämpfer
Vorderachse
Hinterachse
Am oberen Ende der Stoßdämpfer (A) kann die Einstellung der Feder-Vorspannung durch das Verdrehen je einer
Rändelmutter vorgenommen werden.
Stellen Sie die Stoßdämpfer einer Achse immer gleich ein (am linken und rechten Rad der Vorderachse bzw. der
Hinterachse), da andernfalls das Fahrverhalten negativ beeinflusst wird.
Professionelle Fahrer können das Federungsverhalten des Fahrzeugs ändern, indem Federn mit einem
anderen Härtegrad eingesetzt werden oder indem die Stoßdämpfer mit einem Dämpferöl mit anderer
Viskosität befüllt werden.
A
A
A
A