2) Bepaal de orthesemaat (zie maattabel).
4.2 Aanpassen
De orthese wordt pasklaar geleverd, maar kan indien nodig door de vakspe
cialist worden aangepast.
1) Breng het geïntegreerde versterkingselement individueel koud in vorm.
2) Maak de gesp van de polsriem los en verzet deze individueel.
3) Kort de duimsluiting individueel langs de stanslijn in.
4.3 Aanbrengen
VOORZICHTIG
Verkeerd of te strak aanbrengen
Lokale drukverschijnselen en afknellen van bloedvaten en zenuwen door
verkeerd of te strak aanbrengen
►
Zorg ervoor dat de orthese correct wordt aangebracht en goed op zijn
plaats komt te zitten.
►
Informeer ook de patiënt hierover.
VOORZICHTIG
Gebruik bij huid die overgevoelig is voor warmte
Huidirritaties door oververhitting
►
Gebruik het product niet bij een bekende allergie voor warmte.
►
Gebruik het product in geval van twijfel niet meer wanneer huidirritaties
optreden.
►
Informeer ook de patiënt hierover.
LET OP
Gebruik van een versleten of beschadigd product
Beperkte werking
►
Wijs de patiënt erop dat hij het product telkens voor gebruik moet con
troleren op functionaliteit, slijtage en beschadigingen.
►
Attendeer de patiënt erop dat hij het product niet meer mag gebruiken,
wanneer het product of een deel ervan slijtageverschijnselen (bijv.
scheuren, vervorming, slechte pasvorm) of beschadigingen vertoont.
>
De polsriem is geopend.
>
De duimsluiting zit losjes.
1) Trek de orthese over de duim.
2) Leid de polsriem door de bevestigingsring (zie afb. 2) en klit de riem vast
(zie afb. 3).
Ottobock | 35