8
NL
M1.1.PS3000.NLFREN - 16092021
6 Opslag
1. Het apparaat, de batterij en de lader moeten na gebruik in een koele en droge omgeving worden geplaatst. Als het
apparaat, de batterij en de lader lange tijd niet worden gebruikt, stop ze dan terug in hun oorspronkelijke verpakking en
bewaar ze in een droge omgeving.
2. Wanneer de batterij niet in gebruik is, is de beste opslagtemperatuur 25±5°C, en deze kan ook in een koele en droge
omgeving worden geplaatst.
3. Nadat de batterij is gebruikt, moet hij tijdig worden opgeladen. Hij kan niet lang bewaard worden als de batterij niet
volledig is opgeladen. Als de batterij meer dan 3 maanden niet wordt gebruikt, moet hij volledig worden opgeladen.
Als de batterij 6 maanden niet wordt gebruikt, is het beter de batterij één keer volledig op te laden en te ontladen. Het
regelmatig opladen en ontladen van de batterij kan de activiteit van de batterij verzekeren en de levensduur van de batterij
verlengen.
7 Onderhoud
7.1 Onderhoud apparatuur
1. De omvormer (stroomvoorziening) heeft geen AC 220V uitgang:
A: Bescherming van de omvormer overbelasting: Of het vermogen van de elektrische apparaten overschrijdt het geschatte
vermogen van de omvormer (stroomvoorziening); Wanneer de elektrische apparaten grote vermogensmotoren hebben, dan is
hun beginnende vermogen groter dan het onmiddellijke output vermogen van de omvormer (stroomvoorziening).
B: Of het batterijvoltage is te laag:gelieve het batterij indicator lampje te controlen en controleer of het lampje van abnormale
omvormer brandt of niet;
C: Bescherming oververhitting omvormer:controleer of de ventilator van de omvormer werkt of niet; Controleer of de luchtingang
en -uitgang van de stroomvoorziening niet geblokkeerd worden.
2.De spanning van de op de centrale aangesloten elektrische apparaten (d.w.z. de spanning van de door deze centrale
gevoede apparaten) is te laag: Controleer of de AC 220V uitgangscontactdoos en de elektrische stekker van de apparaten te
los zijn aangesloten of een slechte verbinding hebben;Controleer of de draaddiameter van het uitgebreide schakelbord dat
wordt gebruikt voor het aansluiten van meer apparaten te dun is, wat resulteert in een buitensporige spanningsval;
7.2 Lader problemen en oplossingen
1. Het lampje van de lader knippert of blijft branden en kan niet in de laadstand komen:
A: controleer of de laaduitgangspoort van de lader en de laadpoort van de batterij te los met elkaar zijn verbonden of een
slechte verbinding hebben;
B: Controleer of de interne draden van het uitgangssnoer van de lader verouderd of gebroken zijn;
2. Het indicator lampje brandt niet:
A: Controleer of de AC-ingangspoort en het stopcontact van de lader te los zijn aangesloten of een slechte verbinding hebben;
B: Controleer of de interne draden van het netsnoer van de lader verouderd of gebroken zijn;