18
WAARSCHUWING:
Voer deze aanpassing alleen uit wanneer het mes is gestopt.
7.
D
E MOTOR STARTEN EN STOPPEN
7.1
S
TARTEN
1.
De machine is uitgerust met een rubberen module aan het uiteinde van de bougie, con-
troleer of deze goed is aangesloten op de bougie voordat u begint.
2.
Zet de motorschakelaar in de stand 'AAN' (fig. 7a).
3.
Om een koude motor te starten, zet u de chokehendel in de stand '
' (choke geslo-
ten - fig. 7b). Om een warme motor te starten, zet u de chokehendel in de stand '
'
(choke geopend - fig. 7c).
4.
Zet de brandstofklephendel in de stand 'AAN'
(fig. 7c)
5.
Zet het versnellingshendel in de transportstand om te voorkomen dat het maaidek de
grond raakt (fig. 7d).
6.
Ga achter het apparaat staan , trek aan de remhendel en houd deze vast (fig. 7e).
7.
Trek de starthandgreep met koord (zoals weergegeven in fig. 7e) langzaam naar buiten
totdat u enige weerstand voelt. Trek de handgreep dan in een snelle beweging volledig
naar buiten. Laat het koord nadat de motor is gestart langzaam terugkeren naar de
koordgeleiderpen. Houd de remhendel te allen tijde aangetrokken. Laat de remhendel
los om de motor onmiddellijk te stoppen.
8.
Beweeg het versnellingshendel van de transportstand naar de werkstand om de maai-
wals in te schakelen (fig. 7f).
9.
Leid het apparaat in parallelle paden.
Opmerking!
Als het maaidek contact maakt met de grond, beweegt het apparaat.