84
NL
NL
4. Installeren van de koelstofleidingen
Fig. 4-8
A
Fig. 4-9
A
(Fig. 4-8)
B
(Fig. 4-8)
90°± 0,5°
øA
45°± 2°
R0,4 - R0,8
A
Afsnijmaten tromp
B
Aanhaalmoment flensmoer
Buitendiameter koperen pijp
(mm)
Afmetingen tromp
øA (mm)
ø6,35
8,7 - 9,1
ø9,52
12,8 - 13,2
ø12,7
16,2 - 16,6
ø15,88
19,3 - 19,7
ø19,05
23,6 - 24,0
Buitendiameter koperen pijp
(mm)
Buitendiameter flensmoer
(mm)
Aanhaalmoment
(N·m)
ø6,35
17
14 - 18
ø6,35
22
34 - 42
ø9,52
22
34 - 42
ø12,7
26
49 - 61
ø12,7
29
68 - 82
ø15,88
29
68 - 82
ø15,88
36
100 - 120
ø19,05
36
100 - 120
A
Optrompgereedschap
B
Koperen pijp
4.2. Aansluiten van de pijpen (Fig. 4-8)
Fig. 4-1, 4-2 zijn voorbeelden van een leidingsysteem.
• Voer de juiste anticondens- en isolatiewerkzaamheden uit om te voorkomen dat
water uit de koelleidingen druppelt. (vloeistofleiding/gasleiding)
• Plaats daar waar de koelleidingen geïnstalleerd zijn afhankelijk van de omgeving
meer isolatiemateriaal, omdat er anders condenswater op het oppervlak van het
isolatiemateriaal kan achterblijven. (Isolatiemateriaal Hittebestendige temperatuur:
120°C, Dikte: 15 mm of meer)
* Als u koelleidingen gebruikt op locaties met hoge temperaturen en luchtvochtig-
heid, zoals zolders, moet u wellicht meer isolatiemateriaal plaatsen.
• Voor het isoleren van de koelleidingen brengt u hittebestendig polyethyleenschuim
aan tussen de binnenunit en het isolatiemateriaal en op het net tussen het isolatie-
materiaal waarmee alle gaten worden gevuld.
(Condensvorming op de leidingen kan leiden tot condensatie in de ruimte of brand-
wonden bij contact met de leidingen.)
•
Zorg ervoor dat de thermische isolaties voor gas- en koelmiddelleidingen van elkaar
worden gescheiden.
•
De delen van de afvoerpijp die binnenshuis lopen, moeten worden bekleed met iso-
latiemateriaal van polyethyleenschuim (relatieve dichtheid 0,03, dikte 9 mm of meer).
• Doe een dun laagje koelmachineolie op de leiding en het aansluitingsoppervlak
voordat u de “flare”-moer vastdraait.
A
• Draai met behulp van 2 pijptangen de aansluitende leidingen vast.
B
• Gebruik, nadat alle aansluitingen gemaakt zijn, een lekkagedetector of zeepsop
om te controleren of er gaslekken zijn.
• Breng koelolie aan op de aansluitingsoppervlakken.
C
• Gebruik de flensmoeren voor de volgende pijpafmetingen.
D
City Multi-binnenunit
Buitenapparaat
15-50
63-140
Gaszijde Afmeting leiding (mm)
ø12,7
ø15,88
ø15,88
Vloeistofzijde Afmeting leiding (mm)
ø6,35*1
ø9,52
ø9,52
*1 Als de grootste pijplengte na de eerste aansluiting groter is dan 30 m, gebruik dan
een pijpdiameter van ø9,52.
•
Let er bij het buigen van de pijpen op dat u deze niet breekt. Een buigstraal van
100 mm tot 150 mm is voldoende.
• Let erop dat de pijpen de compressor niet raken. Hierdoor kunnen ongewone
geluiden of trillingen ontstaan.
1
Begin met het aansluiten van de pijpen bij het binnenapparaat.
Trek de flensmoeren aan met een momentsleutel.
2
Tromp de vloeistof- en gaspijpen op en breng een dun laagje koelolie aan op de
aansluitingsoppervlakken.
• Als een gewoon pijpafdichtmiddel wordt gebruikt, zie dan Tabel 3 voor het optrompen
van R410A-koelstofpijpen.
Gebruik de maatafstemmingsmeter om de afmetingen A te controleren.
*
Raadpleeg de installatiehandleiding van de AANSLUITSET voor het aanslui
-
ten van de AANSLUITSET (PAC-LV11M-J).
Tabel 3 (Fig. 4-9)
Buitendiameter koperen pijp
(mm)
A (mm)
Trompgereedschap voor
R410A
Trompgereedschap voor
R22·R407C
Type koppeling
ø6,35
(1/4")
0 - 0,5
1,0 - 1,5
ø9,52
(3/8")
0 - 0,5
1,0 - 1,5
ø12,7
(1/2")
0 - 0,5
1,0 - 1,5
ø15,88
(5/8")
0 - 0,5
1,0 - 1,5
ø19,05
(3/4")
0 - 0,5
1,0 - 1,5
RG79Y968H01_04_nl.indd 84
1/8/2018 11:49:48 AM