30
Accubeveiligingssysteem (accu met een
ster-merkteken) (zie afb. 2)
Een accu waarop het ster-merkteken staat is voorzien van
een beveiligingssysteem dat automatisch het
uitgangsvermogen onderbreekt voor een langere
levensduur.
Het gereedschap stopt tijdens het gebruik wanneer het
gereedschap en/of de accu zich in de volgende situatie
bevinden. Dit wordt veroorzaakt door de inwerkingtreding
van het beveiligingssysteem en duidt niet op een defect
van het gereedschap.
• Bij overbelasting van het gereedschap:
Als dit het geval is, laat u de aan/uit-schakelaar los,
verwijdert u de accu, heft u de oorzaak van de
overbelasting op en knijpt u daarna de aan/uit-
schakelaar weer in om verder te gaan.
• Als de accucellen heet zijn geworden:
Als de aan/uit-schakelaar wordt bediend, blijft het
gereedschap stilstaan. Als dit het geval is, bedient u
het gereedschap niet meer, verwijdert u de accu van
het gereedschap, en laat u de accu afkoelen of laadt
u hem op.
• Als de resterende acculading laag is:
Als de aan/uit-schakelaar wordt bediend, blijft het
gereedschap stilstaan. Als dit het geval is, verwijdert
u de accu van het gereedschap en laadt u hem op.
Aan- en uit-knoppen (zie afb. 3)
LET OP:
• Controleer altijd, voordat u de accu in het gereedschap
steekt, of de aan/uit-schakelaar op de juiste manier
schakelt en weer terugkeert naar de uit-stand nadat
deze is losgelaten.
Om het gereedschap in te schakelen, knijpt u gewoon de
aan/uit-schakelaar in. De draaisnelheid van het
gereedschap neemt toe naarmate u meer druk uitoefent
op de aan/uit-schakelaar. Laat de aan/uit-schakelaar los
om het gereedschap te stoppen.
De lamp op de voorkant inschakelen (zie
afb. 4)
LET OP:
• Kijk niet rechtstreeks in het licht of naar de bron van de
lamp.
Knijp de aan/uit-schakelaar in om de lamp op de voorkant
in te schakelen. De lamp blijft branden zolang u de aan/
uit-schakelaar ingeknepen houdt. De lamp gaat 10 tot
15 seconden nadat u de aan/uit-schakelaar hebt
losgelaten uit.
OPMERKING:
• Gebruik een doek om het vuil van de lens van de lamp
te vegen. Wees voorzichtig de lens van de lamp niet te
bekrassen om de lichtopbrengst niet te verlagen.
Werking van de omkeerschakelaar (zie
afb. 5)
LET OP:
• Controleer altijd de draairichting alvorens het
gereedschap te gebruiken.
• Gebruik de omkeerschakelaar alleen nadat het
gereedschap volledig tot stilstand is gekomen. Als u de
draairichting verandert voordat het gereedschap
volledig stilstaat, kan het gereedschap worden
beschadigd.
• Als u het gereedschap niet gebruikt, zet u de
omkeerschakelaar altijd in de middenstand.
Dit gereedschap is uitgerust met een omkeerschakelaar
waarmee u de draairichting kunt omkeren. Druk op de
omkeerschakelaar vanaf kant A voor de draairichting
rechtsom, of vanaf kant B voor de draairichting linksom.
Wanneer de omkeerschakelaar in de middenstand staat,
kunt u de aan/uit-schakelaar niet inknijpen.
De snelheid veranderen (zie afb. 6)
LET OP:
• Zet de snelheidsinstelknop altijd volledig in de
gewenste stand. Als u het gereedschap bedient terwijl
de snelheidsinstelknop halverwege de standen “1” en
“2” staat, kan het gereedschap worden beschadigd.
• Bedien de snelheidsinstelknop niet terwijl het
gereedschap draait. Het gereedschap kan hierdoor
worden beschadigd.
Om de draaisnelheid van het gereedschap te veranderen,
schakelt u eerst het gereedschap uit en verschuift u
daarna de snelheidsinstelknop naar stand “2” voor een
hoge draaisnelheid, of naar stand “1” voor een lage
draaisnelheid. Zorg ervoor dat de snelheidsinstelknop in
de juiste stand staat alvorens het gereedschap te
bedienen. Gebruik de juiste draaisnelheid voor uw klus.
De werkingsfunctie kiezen (zie afb. 7)
Dit gereedschap is uitgerust met een werkingsfunctie-
keuzering. Kies met deze keuzering uit de drie
beschikbare werkingsfuncties degene die het meest
geschikt is voor uw klus.
Voor alleen ronddraaien, draait u de keuzering zodat de
pijlpunt op het gereedschap op het symbool op de ring
staat.
Voor ronddraaien met slagwerking, draait u de keuzering
zodat de pijlpunt op het gereedschap op het symbool op
de ring staat.
Voor ronddraaien met slipkoppeling, draait u de keuzering
zodat de pijlpunt op het gereedschap op het symbool op
de ring staat.
LET OP:
• Stel de keuzering altijd in op het symbool van de juiste
stand voor uw klus. Als u het gereedschap bedient met
de keuzering ingesteld tussen twee symbolen in, kan
het gereedschap worden beschadigd.
Het draaikoppel instellen (zie afb. 7)
Het draaikoppel kan in 16 stappen worden ingesteld door
de instelring te draaien zodat de gewenste stand op de
schaalverdeling is uitgelijnd met de pijlpunt op de
behuizing van het gereedschap. Het draaikoppel is
minimaal wanneer stand 1 is uitgelijnd met de pijlpunt, en
maximaal wanneer stand 16 is uitgelijnd met de pijlpunt.
Bepaal het juiste draaikoppelniveau door bij wijze van
proef een schroef in het materiaal of een stuk
gelijkwaardig materiaal te draaien, alvorens het
gereedschap voor de daadwerkelijke klus te gebruiken.