16
WAARSCHUWING : Controleer dat het zadel voorbij de minimum insertielijn( aangegeven op de
zadelpilaar) is ingeschoven. Indien men dit niet uitvoert, kan dit ertoe leiden dat de zadelpilaar of
kader breekt, waardoor U controle kan verliezen en vallen.
1. Zadelpilaar
2. Zadelpilaarklem
3. Verstelbare bout
4. Minimale insertielijn
4
1
2
3
IV. Het zadel monteren
1. Schuif de zadelpillaar (1) in de fietsbuis tot voorbij de
minimum insertielijn (4) aangegeven op de zadelpilaar. Maak
de zadelpilaarklem los met een Allensleutel, indien nodig.
2. Schroef de zadelpilaarklem (2) net voldoende om het zadel op
zijn plaats te houden en volg de instructies om de zadelhoog-
te aan te passen. Bekijk “Fiets maat en pas “hoofdstuk voor
aanbevelingen.
De zadelhoogte aanpassen
1. Beweeg het zadel naar boven of naar beneden om het zadel
volgens uw keuze te stellen.
2. Gebruik een Allensleutel om de zadelpilaarklem veilig vast te
schroeven, nadat de aanpassingen gedaan zijn.
De armreikwijdte aanpassen
1. Draai de verstelbare bout los onder het zadel.
2. Beweeg het zadel naar boven of naar beneden om de hoek
van uw zadel volgens uw keuze te stellen. Duw het zadel
naar voor of naar achter om de afstand van het zadel naar de
stuurstang te bepalen. Verwijs naar de gekalibreerde lijn die
zich op het onderste spoor van het zadel bevindt om de hoek
en de positie van het zadel in te stellen.
3. Schroef de verstelbare bout veilig vast met een Allensleutel,
nadat de aanpassingen gemaakt zijn.
Koppel voor de zadelpilaarklem : 10 Nm
Koppel voor de verstelbare zadelbout : 17 Nm