Lowara 10HM02P11T, Instructions For Installation And Use Manual, Page: 48 / 76

48
NL
5. Werking
De omzetter bestaat uit een vermogens- en besturingskaart die door middel van een kabel
rechtstreeks op de klemmenplaat van de elektromotor van de pomp aangesloten is; het geheel is
ondergebracht tussen een basis en een aluminium kastje waarin het bovenste gedeelte, dat van
koelribben voorzien is, voor de afvoer van de warmte zorgt.
Er zijn drie waarschuwingslampjes voorhanden om de toestand van de omzetter aan te geven:
POWER: stroom ingeschakeld; RUN: in werking; ALARM: alarm.
Een aansluiting via seriële interface die de twee regelaars die deel uitmaken van de
drukverhogingsgroep in staat stellen om met elkaar te communiceren en voor het starten en
stoppen op volgorde ervan te zorgen op basis van de vraag van de verbruiker.
Het systeem zorgt ervoor dat de referentiedruk ingesteld wordt, waar als de groep geïnstalleerd is
de hele installatie zich op zal stabiliseren.
De druktransmitters die aan de perszijde aangebracht zijn sturen een signaal dat evenredig is aan
de drukwaarde van het waterleidingnet. De daling van de druk die teweeggebracht wordt door het
tappen van water door de verbruiker leidt tot vermindering van het signaal waardoor de pomp via
de regelaar gestart wordt en waarbij de snelheid zodanig geregeld wordt dat de referentiedruk (of
de werkdruk) weer hersteld wordt.
Als de opbrengst van de pomp minder is dan de hoeveelheid getapt water, blijft de druk dalen
totdat de eerste pomp de maximum werksnelheid bereikt en toestemming geeft voor het starten
van de tweede pomp.
De eerste pomp blijft op de maximum snelheid draaien terwijl de tweede pomp moduleert om het
verloop van de vraag om water te volgen.
In geval van stijging van de druk, wat teweeggebracht wordt door een vermindering van het tappen
van water, neemt het signaal dat afkomstig is van de transmitters toe waardoor de pompen in de
omgekeerde volgorde dan waarin zij gestart zijn gestopt worden.
Om de werkuren te verdelen en het aantal keer starten per uur van elke pomp te verminderen
verwisselt het programma de startvolgorde van de pompen telkens als de groep gestart wordt.
6. Installatie
De groep moet op een plaats die beschut is voor ongunstige weersomstandigheden geïnstalleerd
worden en de groep moet in ieder geval tegen vorst beschermd worden.
Bij de werkingsomstandigheden die in onze catalogus vermeld zijn is rekening gehouden met
opname uit een eerste verzameltank waarvan het vloeistofniveau op dezelfde hoogte als dat van
de aanzuigverzamelleiding is.
Voor zover dit mogelijk is moet de groep onder de aanzuighoogte geïnstalleerd worden d.w.z. met
de aanzuigopening van de pompen onder het minimum niveau van het water.
Als het niet mogelijk is om het bovenstaande aan te houden wordt ervan uitgegaan dat de groep
boven de aanzuighoogte is. In dat geval moet er rekening gehouden worden met de drukverliezen
aan de aanzuigzijde, het verval en de opvoerhoogte (NPSH-niveau) van de pompen.
GEVAAR
WAARSCHUWING
GEVAAR
RISICO VAN
ELEKTRISCHE
SCHOKKEN
GEVAAR WAARSCHUWING
GEVAAR
RISICO VAN
ELEKTRISCHE
SCHOKKEN
49
NL
Bij twijfel kan onze servicedienst geraadpleegd worden.
De groep moet zo dicht mogelijk bij het watertappunt geïnstalleerd worden.
De aansluitleidingen op de aanzuigverzamelleiding moeten van zo min mogelijk bochten voorzien
zijn (die een ruime straal moeten hebben) en altijd een positief verval hebben (d.w.z. van beneden
naar de hoger geplaatste pompen).
De vorming van hevels dient vermeden te worden.
De aanzuigleidingen en de eventuele bodemklep moeten zodanig bemeten worden dat er geen
buitensporige drukverliezen veroorzaakt worden om het optreden van cavitatieverschijnselen te
vermijden.
In ieder geval mag de diameter van de pijp die toegepast wordt niet kleiner zijn dan die van de
verzamelleiding van de groep.
Er moet op toegezien worden dat er in de aanzuiging geen water binnen kan dringen.
Behalve in geval van werking onder de aanzuighoogte moet er over het algemeen een bodemklep
toegepast worden.
De druktank moet tussen de drukverhogingsgroep en de verbruiker geïnstalleerd worden en de
tank moet een inhoud hebben van ongeveer 5% van de maximum opbrengst (l/min.) van de
afzonderlijke pomp (dit geldt ook voor systemen met twee pompen) met een minimum van 8 liter.
Om dezelfde reden adviseren wij om als de groep een zeer groot waterleidingnet (grote flats,
bedrijfsruimten enz.) van water voorziet een expansievat met een membraan meteen vóór de
balkeerklep te plaatsen.
Er wordt geadviseerd om een trillingsdempende verbinding op de persverzamelleiding te monteren
om te verhinderen dat er trillingen op de installatie overgebracht worden en de installatie onnodig
belast wordt.
Er wordt geadviseerd om meteen na de groep een afsluiter te installeren.
Er wordt geadviseerd om een kraan te installeren om de groep te testen als er geen tapkraan in de
buurt van de groep geplaatst is.
In geval van aansluiting op het waterleidingnet moet gecontroleerd worden of de maximum druk
van het waterleidingnet en de maximum druk van de pomp bij elkaar opgeteld de toegestane
maximum waarde voor de pomp niet overschrijdt.
Bij de groepen die uitgerust zijn met een membraantank moet de waarde van de voordruk van de
tank regelmatig gecontroleerd worden die ongeveer 0,2 bar lager moet zijn dan de werkdruk van
de groep.
Dit moet bij een stilstaande en drukloze installatie gecontroleerd worden waarbij er minimaal één
tappunt open moet zijn of op de tank terwijl deze van de installatie gedemonteerd is.
7. De groep met water vullen
LET OP: Alvorens de pomp in werking te stellen moet de pomp eerst met water gevuld worden.
Door drooglopen kan de mechanische dichting en de waaier beschadigd worden.
LET OP: Door vorst kan de pomp beschadigd worden indien men de pomp vol met water laat
staan en ongebruikt in een omgeving waar een temperatuur onder nul heerst.
GEVAAR WAARSCHUWING