6 / 16
P/N 10-5151-501-104-01 • ISS 28NOV14
2. Activez un détecteur ou un brise-vitre associé au module.
3. Si la LED d’état et la centrale ne signalent pas le test,
vérifiez tous les raccordements ainsi que l’adresse du
module.
Caractéristiques techniques
Tension de fonctionnement
22 à 38 VCC
Consommation électrique
(boucle):
à 24 VCC (veille)
à 35 VCC (veille)
Alarme
110 µA
135 µA
<10 mA
Consommation électrique:
24 VCC alim. aux. (veille)*
24 VCC alim. aux. (alarme)*
100 µA
<10 mA
Calibre de contact de relais
30 VCC / 0,5 A ou 50 VCA / 0,5 A
Température de fonctionnement
Température de stockage
−10 à +50ºC
−10 à +70ºC
Humidité relative
10 a 95% (sans condensation)
Poids
835 g
Dimensions
223 × 173 × 80 mm
* À l’exclusion des dispositifs de boucle
Certification et conformité
Cette section inclut à la fois des informations réglementaires et
un résumé sur la performance déclarée conformément au
Règlement sur les produits de construction 305/2011. Pour
plus d'informations consulter la Déclaration des produits de
performance.
Certification
Organisme de certification
0370
Numéro de la Déclaration
de Performance
360-4109-0899
Année du premier
marquage CE
08
Identification du produit
KAL734C
Utilisation prévue
Consultez le point 3 de la Déclaration
Caractéristiques
essentielles
Consultez le point 9 de la Déclaration
Fabricant
UTC CCS Manufacturing Polska Sp.
Z o.o. Ul. Kolejowa 24. 39-100 Ropczyce,
Pologne
Représentant européen de la fabrication:
UTC Fire & Security B.V. Kelvinstraat 7,
6003 DH Weert, Pays-Bas
Pour nous contacter
Pour obtenir nos informations de contact, consultez
www.utcfssecurityproducts.eu.
NL: Installatie instructies
Beschrijving
De KAL734C heeft vier potentieel vrije relaisuitgangen voor de
brandmeldsysteemlus. Elk relais heeft drie contactpunten die
kunnen worden gekozen: gemeenschappelijk (C), normaal
open (NO) en normaal gesloten (NC).
De module kan worden gebruikt met elk apparaat en de
gewenste gebeurtenis wordt ingesteld via het gebruikte
contact.
Installatie
Let Op
:
Raadpleeg de norm EN54:14 en de plaatselijke
regelgeving voor algemene richtlijnen om meldsystemen te
plannen, te ontwerpen, te installeren, in werking te stellen, te
gebruiken en te onderhouden.
Module installeren
Koppel de voedingseenheid van het brandmeldsysteem los en
monteer de module in de meegeleverde beschermkast.
Sluit de afgeschermde kabel van de lus aan op de
aardeschroef
De voeding van 24 V voor de module moet door een externe
voeding worden geleverd.
Aansluiten
De connectoren, DIP schakelaars en de
statuslampje
van de module
zijn aangegeven in Figuur 1:
1. Aardeschroef
2. Statuslampje
3. Lusconnectoren
4. Externe voedingsconnectoren
5. DIP-switch
6. Relaisuitgangsconnectoren 1 tot en met 4 (C, NC, NO)
Adressering
Aan elke module moet om identificatieredenen een numeriek
adres tussen 128 en 252 worden toegewezen. Dit adres wordt
met DIP-schakelaars 1-7 ingesteld. Zie voor adressering de
tabel aan het einde van het document.
Voor de module zijn vier adressen nodig: het toegewezen
adres (bijvoorbeeld, 200) en de volgende drie adressen
(bijvoorbeeld, 201, 202 en 203 in dit geval).
Statuslampje
Het statuslampje brandt tijdens een alarm continu.
Onderhoud en tests
Het basisonderhoud is beperkt tot een jaarlijkse inspectie.
Wijzig nooit de interne bedrading of circuits.
Ga als volgt te werk om de module te testen:
1. Configureer de module als een uitgang die moet worden
geactiveerd door een detector of een handmatig
aanroeppunt.
