
47
2023_001
●
Laat een erkend servicecentrum elke zes maanden groot
onderhoud uitvoeren aan het product. Doe dit vaker als
dat nodig is.
●
Controleer of alle schroeven correct zijn aangedraaid en
of de draden correct zijn bevestigd aan het frame en niet
zijn beschadigd als ze zijn afgesteld.
5.1 Product reinigen
●
Reinig het product regelmatig.
●
Maak het product schoon met een mild
schoonmaakmiddel. Gebruik geen ontvettingsmiddelen
die de lagers en ketting kunnen binnendringen en de
smering kunnen verstoren.
5.2 Ketting smeren
De ketting moet regelmatig worden gesmeerd. Als de
ketting droog is, kan er roest ontstaan en kan hij beschadigd
raken.
1
Smeer de ketting met geschikte kettingolie.
2
Draai de pedalen een paar keer rond om de olie in
alle schakels te laten dringen.
3
Veeg de ketting af met een doek.
Let op:
Breng geen smeermiddel aan op remblokken of
velgen.
5.3 Banden en velgen controleren
●
Controleer regelmatig of de spaken goed zijn gespannen
en of de wielen niet verbogen of vervormd zijn
●
Inspecteer de slijtagelijn aan de zijkant van de velg. De
slijtagelijn geeft de slijtage aan als gevolg van de
remmen. Vervang de velg als de slijtagelijn niet langer
zichtbaar is.
●
Controleer regelmatig de luchtdruk in de banden. De
juiste luchtdruk staat op de zijkant van de band.
●
Controleer regelmatig of de banden niet beschadigd zijn.
●
Voorkom dat de banden in contact komen met olie,
benzine, paraffine of stoffen die het rubber kunnen
beschadigen.
●
Controleer of de banden gecentreerd tussen de vorken
staan.
5.4 Ketting afstellen
Let op!
Als de ketting meer dan 1 cm omhoog of omlaag kan
worden bewogen, moet deze worden gespannen. De ketting
mag niet te strak gespannen zijn. Zorg ervoor dat u hem
omhoog en omlaag kunt bewegen.
1
Draai de naaf van het achterwiel los.
2
Trek het achterwiel naar achteren om de ketting op
spanning te brengen.
3
Zorg ervoor dat het achterwiel goed recht staat. Draai
de moeren van de achteras volledig vast.
4
Zorg ervoor dat de ketting de juiste spanning heeft
en dat de wielen correct zijn gemonteerd.
5.5 Remhendel afstellen
De rem moet volle kracht uitoefenen wanneer de remhendel
half wordt ingedrukt. De rem mag niet tegen de velg
drukken als de remhendel niet wordt ingedrukt. Het moet
niet nodig zijn om het handvat volledig tegen het stuur te
drukken.
1
Draai aan de stelring in de remhendel om de
beweging van de remhendel te vergroten of
verkleinen.
2
Als de rem verder moet worden afgesteld, maakt u de
draadvergrendeling op de remarm los. Verplaats de
draad naar de gewenste positie en draai de
draadvergrendeling volledig vast. (Afbeelding 11)
3
Neem contact op met uw servicecentrum als de
remdraden moeten worden vervangen.
5.6 Veerspanning remarm aanpassen
De veerspanning zorgt ervoor dat de rem de velg niet raakt
als de remhendel wordt losgelaten.
●
Draai aan de stelschroeven aan beide zijden van de rem
met een geschikte schroevendraaier totdat de armen
parallel bewegen. (Afbeelding 12)
5.7 Remblokken afstellen
De remblokken moeten tegen het midden van de velg
drukken. De remblokken mogen de band niet raken en niet
onder de onderrand van de velg komen.
●
Draai indien nodig de inbusbout los die het remblok op
zijn plek houdt en pas de positie van het remblok aan.
(Afbeelding 13)
●
Vervang de remblokken indien nodig. Neem contact op
met een servicecentrum.
NL
Summary of Contents for 022176
Page 3: ...3 1 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 23 22 21 19 20 2 1...
Page 4: ...1 2 3 4 3 2...
Page 5: ...6 A 7 8 5...
Page 6: ...11 R 9 L 10...
Page 7: ...13 12...
Page 49: ......
Page 50: ......
Page 51: ......