14
Problemen oplossen
1. Het voertuig beweegt niet.
● De accu is niet voldoende opgeladen.
Laad de accu na elk gebruik of eenmaal per maand op. Laad nooit meer dan 15 uur op.
● Thermische zekering
Het voertuig is uitgerust met een zelfherstellende zekering. Als het voertuig overbelast of
verkeerd gebruikt, schakelt de zelfherstellende zekering ca. 5 - 20 seconden voordat het
opnieuw wordt gebruikt. De zelfherstellende zekering bevindt zich onder de stoel.
Ga als volgt te werk om te voorkomen dat de zekering wordt uitgeschakeld:
-
NIET
overbelast. Maximaal gewicht 25 kg.
-
Sleep GEEN
aanhanger of iets anders met het voertuig.
-
NIET
bergop rijden.
-
Rijd NIET
tegen vaste objecten aan. Door de wielen te laten ronddraaien, kan de motor
oververhit raken.
-
Rijd NIET
bij zeer warm weer. De componenten kunnen oververhit raken.
-
Breng GEEN
wijzigingen of toevoegingen aan de elektronische componenten aan.
Er kan een kortsluiting optreden
● De accustekker of kabels zitten los.
Zorg ervoor dat alle kabels juist zijn aangesloten.
● Batterij is beschadigd
De batterij moet worden vervangen.
● Schade aan elektrische onderdelen.
Water kan corrosie van het product veroorzaken, los vuil, grind of zand kan de schakelaar
blokkeren.
● Motor is beschadigt
De motor moet worden gerepareed of vervangen.
2. De batterij kan niet worden opgeladen
● Batterijaansluitingen of adapters zitten los
Zorg ervoor dat de batterijconnectoren en adapters goed zijn aangesloten.
● De oplader is niet goed aangesloten
Zorg ervoor dat de oplader goed is aangesloten op het stopcontact en er loopt ook stroom
door het stopcontact.
● Oplader werkt niet
Is de oplader warm tijdens het opladen? Zo niet, dan kan het beschadigd raken.
3. De reistijd is zeer kort
● De batterij is niet volledig opgeladen
Het kan zijn dat u de batterij niet lang genoeg oplaadt. Na elk gebruik of eenmaal per maand
de batterij moet worden opgeladen. Nooit meer dan 15 uur opladen.
● De batterij is oud
De batterij verliest zijn batterijvermogen. Afhankelijk van gebruik en andere omstandigheden
u kunt de batterij één tot drie jaar gebruiken. Ruil oude en kapotte exemplaren in batterijen
voor een nieuwe.
4. De batterij bromt of gorgelt tijdens het opladen
●
Dit is normaal en geen reden tot bezorgdheid. Er kunnen ook geluiden zijn tijdens het opladen
staan, is ook normaal.
5. De oplader wordt warm tijdens het opladen
● Dit is normaal en geen reden tot bezorgdheid.
NL
1. Montage van de voorwielen
Zet het lichaam ondersteboven.
Om de voorwielen te monteren, schuift u een ring (A) op de vooras. Monteer een wiel (10) en
schuif een ring (A) op de as. Zet het geheel vast met een splitpen (B). Speld tot slot een
wieldop (11) op het wiel. Herhaal aan de andere kant.
2. Montage van de achterwielen
Zet de versnellingsbak (9) op de achteras en sluit de motorkabelconnector aan met de
connector op het lichaam. Steek de kabel in de klemsleuf. Sleuren een aandrijfwiel (10) op de
versnellingsbak en schuif een ring (A) op de As. Zet ze vast met een splitpen (B). Plaats nu de
wieldop (11) op de Wiel omhoog. Herhaal aan de andere kant.
3. Installatie van de ingang
Plaats de dorpels (12) op de bodem van de carrosserie en schroef ze aan elkaar 4 schroeven
(C).
4. Montage van de achterste versteviging
Plaats de beugels en zet vast met 2 schroeven zoals afgebeeld getoond.
5. Montage van het stuur, dummy reservewiel en achterruit
Stuur
Sluit de kabel van het stuur aan op de kabel op het dashboard. Installeren het stuur (3) in de
beoogde positie en zet het vast met de borgschroef (D) en de moeder (E).
Dummy reservewiel
Plaats het dummy reservewiel (6) op de achterkant van de carrosserie en schroef het vast
2 schroeven (C) vast.
Achterruit
Steek de achterruit (7) in de achterkant van de carrosserie en zet deze vast 2 schroeven (C).
6. Installatie van voorruit, zijruiten en achteruitkijkspiegels
De voorruit (1) wordt in de daarvoor bestemde gaten aan de voorkant van de carrosserie
gestoken aangesloten en vastgezet met 2 schroeven (C). Breng de zijruiten (4) in de
beoogde positie. Druk op de pinnen van de betreffende zijruit in de groeven totdat deze
vastklikt. Duw de achteruitkijkspiegels (5) in de beoogde positie totdat ze op hun plaats
klikken.
7. Batterijaansluiting / installatie van de voeding
Sluit de connectoren aan zoals afgebeeld. Verbind gewoon met elkaar geschikte plug-in
verbindingen (A = accu, B = versnelling) en zorg ervoor dat u niets doet omgekeerde
polariteit Zorg ervoor dat de rode draad (plus) en de zwarte draad (min) zijn aangesloten op
de respectieve klemmen van dezelfde kleur. Zet het voertuig uit door op de knop op het
klankbord te drukken.
8. Montage van de stoel
Plaats het zitkussen van de zitting (2) en zet het vast met 2 schroeven (C).
Schuif de rugleuning van bovenaf in de beoogde positie.
9. Laden
•
Tijdens het laden moet het voertuig zijn uitgeschakeld.
•
Steek de lader (13) in het stopcontact, de LED brandt groen. Dichtbij sluit de oplader aan
op de oplaadbus op het dashboard.
•
De LED op uw oplader brandt rood zolang de batterij wordt opgeladen. Heeft de LED
groen betekent weer dat de batterij volledig is opgeladen.
•
De laadtijd duurt van 6 tot 7 uur.
•
Het is niet aangeraden de accu vaker dan 1 keer binnen 24 uur te laden.
● De oplader en accu worden tijdens het laden warm.
Waarschuwing!
● Na elk gebruik van het model afwachten tot het model afkoelt en daarna starten.
Wanneer een aanvullende accu tussen een vervanging van de accu`s wordt gebruikt
en voordat het model opnieuw wordt gestart, houd minstens één koelfase van 15
minuten. Oververhitting kan schade aan de elektronica of brand veroorzaken.
● Sluit het model altijd na het laden opnieuw op de oplader aan. Koppel de oplader
altijd onmiddellijk los nadat het model wordt losgekoppeld. Als het model of de
oplader na het laden blijft aangesloten, kan deze schade aan het model, de oplader
of de voeding veroorzaken (brandgevaar).
10. Functies
a Gaspedaal
Trap op het gaspedaal om het model te laten rijden.
Als je je voet van het gaspedaal haalt stopt het model.
b Verschuiver
Verandert de richting van de auto, vooruit - stop - achteruit
BELANGRIJK!
Het voertuig moet tot stilstand komen zodra van rijrichting wordt veranderd zal zijn.
Anders kunnen de transmissie en/of de motor worden beschadigd.
c. Hoorn
d. Controlepaneel
Controlepaneel
1 USB
Aansluiting voor een USB-stick
2
Voedingsspanning indicator
3 Oplaadaansluiting
4 Lichtschakelaar:
Gebruik de schakelaar om het licht aan of uit te zetten.
5
Terugspringen/volumeknop
Als je kort op de knop drukt, schakelt de muziek naar het vorige muziekstuk
Als u de knop langer indrukt, neemt het volume af
6
Muziek knop
7
Vooruit/volumeknop overslaan
Als je kort op de knop drukt, verandert de muziek naar het volgende muziekstuk
Als u de knop langer indrukt, neemt het volume toe
8
Aan/uit-knop
Druk ongeveer 3 seconden op de knop, het model gaat aan of uit.
Druk ongeveer 1 seconde op de knop, de muziek gaat uit.
9 Snelheid
Verhoogt de snelheid
10 Lage snelheid
Verlaagt de snelheid
11 Bluetooth-Luidsprekers
Druk op de knop op het bedieningspaneel en de Bluetooth-functie wordt geactiveerd, dit zal
bevestigd door een akoestische aankondiging. Activeer nu de Bluetooth-functie op uw
mobiele telefoon. „yx“ verschijnt, uw mobiele telefoon is nu verbonden met het model.
12 FM-radio
1
4
5
6
7
8
9
10 11 12
2
3
d