BEDIENINGSELEMENTEN 4
NL-9
M. Urenmeter
Deze meter legt de bedrijfsuren van de motor vast.
Gebruik de urenmeter om periodiek onderhoud in te
plannen.
N. Temperatuurmeter
Deze meter geeft de temperatuur aan van de
motorkoelvloeistof. Een normale bedrijfstemperatuur
ligt tussen de 71° - 110°C. Er klinkt een alarm
wanneer de temperatuur boven de 110°C stijgt. Zie
Hoofdstuk 4.3.
O. Spanningsmeter
Deze meter geeft de accustaat aan. Tijdens een
normaal gebruik mag de meter nooit in het rode
gebied liggen.
P.
Motoroliedruklampje
Deze indicator licht op wanneer de motoroliedruk
onder de 7 PSI daalt. Stop de motor onmiddellijk,
zoek de oorzaak en los het probleem op alvorens
verder te werken.
Q. Claxon
Het alarm klikt om de bediener te waarschuwen over
omstandigheden die onmiddellijk bekeken moeten
worden. Zie Hoofdstuk 4.3.
R. 2 WD / 4 WD-schakelaar
Deze schakelaar zet de tractor in twee- of
vierwielaandrijving.
S. Omhoog / Omlaag-stuurknuppel
De stuurknuppel brengt de maaieenheden omhoog
en omlaag. Duw de knuppel naar voren om de
maaieenheden omlaag te brengen en trek de
knuppel naar achteren om de maaieenheden
omhoog te brengen.
T.
Kooischakelaar
De kooischakelaar is een wipschakelaar met 3
standen en een neutrale vergrendelstand. Met deze
schakelaar kunnen de maaieenheden voorwaarts of
achterwaarts draaien. Zet de maaischakelaar in de
UIT (middelste) stand bij het starten van de tractor.
Voorwaarts – Duw de schakelaar naar de
VOORWAARTS (maai)stand om te maaien.
Met de schakelaar in deze stand beginnen de
maaieenheden automatisch wanneer ze omlaag
gebracht worden en stoppen ze wanneer ze omhoog
gebracht worden. Zet de schakelaar weer terug in de
middelste stand om de maaieenheden uit te
schakelen.
Achterwaarts – De maaier kan in de
achterwaartse draairichting gebruikt worden
voor de slijpprocedure, het gebruik van
verticale maaiers, het verwijderen van
grasophopingen in de maaieenheden of voor het
verwijderen van voorwerpen die de maaieenheden
blokkeren. Zet de schakelaar in de
ACHTERWAARTS-stand om de bladen achterwaarts
te laten draaien.
Bij de slijpprocedure moet de parkeerrem
aangetrokken zijn, moet de tractiepedaal in neutral
staan en moeten zowel de kooischakelaar (Q) als de
slijpschakelaar
(K) ingesteld zijn op
ACHTERWAARTS. Raadpleeg de Onderdelen- &
Onderhoudshandleiding.
U. Lichtschakelaar
Deze schakelaar bedient de werking van de
werklichten.
V.
Contactschakelaar
De contactschakelaar heeft vier standen. UIT - RUN
- GLOEIBOUGIE - STARTEN. Zie Hoofdstuk 5.4.
W. Gashendel
Deze hendel regelt het motortoerental. Laat de
machine met een volledig geopende gashendel
lopen tijdens een normale machinewerking.
X. Parkeerremlicht
Dit lampje geeft aan dat de parkeerrem
aangetrokken is. De parkeerrem moet eraf worden
gehaald voordat het tractiepedaal ingeduwd wordt.
Y.
Zekeringblokken
Deze worden gebruikt om het circuit van de
elektrische systemen te beschermen. Raadpleeg de
Onderdelen- & Onderhoudshandleiding.
Z. Claxonschakelaar
Deze schakelaar wordt gebruikt om het
alarmsysteem te testen of het alarm uit te schakelen
nadat een laag oliepeil is gedetecteerd. Laat de
schakelaar in de AAN-stand staan tijdens het starten
en het gebruiken van de tractor. Zet de schakelaar in
de UIT-stand en draai de contactsleutel naar RUN
om het alarm te testen. Zie Hoofdstuk 4.3
.
Summary of Contents for Super LF 1880 67923
Page 17: ...NOTES 6 GB 17 6 NOTES ...
Page 18: ...6 NOTES GB 18 ...
Page 19: ......
Page 35: ...REMARQUES 6 F 17 6 REMARQUES ...
Page 36: ...6 REMARQUES F 18 ...
Page 37: ......
Page 54: ...6 NOTITIES NL 18 6 NOTITIES ...
Page 55: ......
Page 72: ...6 ANMERKUNGEN D 18 6 ANMERKUNGEN ...
Page 73: ......
Page 89: ...NOTE 6 I 17 6 NOTE ...
Page 90: ...6 NOTE I 18 ...
Page 91: ......