5 FOUTOPSPORING
NL-32
5.3 ELEKTRISCHE
CIRCUITS ___________________________________________________
Tijdens foutsporing in de machine met behulp van de
controller, dient altijd eerst te worden gecontroleerd of
lampjes 1, 2 en 3 branden. Hiermee wordt namelijk
aangegeven dat de controller voeding ontvangt en dat het
programma actief is.
N.B.
De controller vereist een minimumspanning van 6 volt
om te kunnen werken.
Individuele circuits kunnen worden getest door een
ingangsschakelaar te bedienen en te controleren of het
gewenste ingangssignaal wordt ontvangen en sprake is van
een corresponderend uitgangssignaal. Onthoud dat niet alle
schakelaars zich op het instrumentenpaneel bevinden. De
tractiepedaal, kooihefafslag en remmen worden bestuurd
door kleine tongenschakelaars op het frame van de tractor.
Als een ingangslampje niet gaat branden wordt een
inactieve staat aangegeven. Dit kan worden veroorzaakt
door een doorgeslagen smeltveiligheid, een defecte
schakelaar of een slechte verbinding.
De elektrische connectors met de elektromagneten op de
hydraulische kleppen zijn tevens voorzien van kleine
waarschuwingslampjes. Het gaan branden hiervan duidt
erop dat het uitgangssignaal de connector heeft bereikt.
Wanneer ze niet gaan branden, dient de bedrading naar en
van de connector te worden gecontroleerd.
Summary of Contents for LF 3800
Page 30: ...7 NOTES GB 30 7 NOTES...
Page 31: ......
Page 65: ...REMARQUES 7 F 35 7 REMARQUES...
Page 100: ...7 NOTITIES NL 36 7 NOTITIES...
Page 101: ...NOTITIES 7 NL 37...
Page 139: ...ANMERKUNGEN 7 D 39 7 ANMERKUNGEN...
Page 172: ...7 NOTE I 34 7 NOTE...
Page 268: ......
Page 269: ......