FOUTOPSPORING 5
23
5
FOUTOPSPORING
5.1 ALGEMEEN_______________________________________________________________
Onderstaande foutopsporingstabel vermeldt basisproblemen die zich kunnen voordoen tijdens start-up en werking. Voor meer
gedetailleerde informatie betreffende de hydraulische en elektrische systemen kunt u het beste contact opnemen met de
Jacobsen Dealer in uw gebied.
Symptomen
Mogelijke oorzaken
Actie
Motor start niet.
1.
Parkeerrem niet aangetrokken,
tractiepedeaal niet in de neutraalstand, of
maaischakelaar in de AAN-stand.
1.
Controleer back-up systeem van de bestuurder en de
opstartprocedure.
2.
Time-out gloeibougie niet verstreken.
2.
Stel de contactschakelaar terug en laat de time-out van
de gloeibougie verstrijken voordat de motor wordt
aangeslingerd.
3.
Lage accuspanning of defecte accu.
3.
Inspecteer de conditie van de accu en de
accuverbindingen.
4.
Brandstoftank leeg of vuil.
4.
Vullen met verse brandstof. Vervang het brandstof-
filter. Ontlucht de brandstofleidingen.
5.
Smeltveiligheid doorgeslagen.
5.
Vervang de smeltveiligheid.
6.
Defect relais.
6.
Relais testen en vervangen.
7.
Neutraalschakelaar op tractiepedaal
verkeerd afgesteld of defect.
7.
Schakelaar bijstellen of vervangen.
Motor start moeilijk of
loopt slecht.
1.
Laag brandstofniveau, brandstof of
brandstoffilter vervuild.
1.
Vullen met verse brandstof. Vervang het brandstoffilter.
Ontlucht de brandstofleidingen.
2.
Vuil luchtfilter.
2.
Inspecteer en vervang het luchtfilter.
3.
Injectors, brandstofpomp.
3.
Raadpleeg de motorhandleiding.
4.
Motorprobleem.
4.
Raadpleeg de motorhandleiding.
Motor stopt.
1.
Brandstoftank leeg.
1.
Vullen met verse brandstof en brandstofleidingen
ontluchten.
2.
Vergrendelsysteem niet geactiveerd vóór
het verlaten van de bestuurdersplaats.
2.
Trek de parkeerrem aan en zet de maaischakelaar in
de UIT-stand.
Oververhitting van de
motor.
1.
Laag koelvloeistofniveau.
1.
Inspecteren en koelmiddel bijvullen.
2.
Luchtinlaat belemmerd.
2.
Luchtinlaat radiateur schoonmaken.
3.
Waterpompriem gebroken of los.
3.
Riem aanspannen of vervangen.
Accu verliest
spanning.
1.
Losse of gecorrodeerde accuklemmen.
1.
Klemmen inspecteren en schoonmaken.
Acculampje brandt.
2.
Lage elektrolyt.
2.
Bijvullen tot juist niveau.
3.
Wisselstroomdynamoriem los of
gebroken.
3.
Riem aanspannen of vervangen.
4.
Laadsysteem defect.
4.
Raadpleeg motorhandleiding.
Maaidekken werken
ongelijkmatig.
1.
Maaihoogte niet juist aangepast.
1.
Controleer de aanpassing van de maaihoogte. Plaats
hetzelfde aantal afstandshouders onder elke behuizing
op alle spillen.
2.
Motortoerental te laag.
2.
Controleer motorsnelheid. Laat de motor met ‘volgas’
lopen.
3.
Maaisnelheid niet aangepast aan de
omstandigheden van de graszoden.
3.
Pas de maaisnelheid aan voor de beste manier van
maaien.