3 AFSTELLINGEN
NL-12
3.7
RIEMBIJSTELLING ________________________________________________________
.
.
1.
Riem
(A)
wordt aangespannen door een veerbelast
kettingspanwiel
(F)
. Bijstelling is overbodig.
2.
Om riem
(B)
of
(C)
bij te stellen moet de 5/16-18 x
3-1/4” zeskantschroef
(K)
losvast door de
spanningsbeugel
(P)
, lagerbeugel en 5/16-18
zeskantmoer
(N)
worden bevestigd. Bevestig de 5/
16-18 x 1” zeskantschroef
(L)
en de 5/16-18
zeskantmoer
(N)
aan de onderkant van lagerbeugel
(G)
. Los moeren
(E)
.
a.
Zet de ondermesmeetstaaf
(H)
op de rol, onder
schroef
(L)
. Draai deze schroef
(L)
aan tot riem
(B)
halverwege 2,5 mm doorbuigt onder een
belasting van 5,5~7,4 kg.
b.
Draai schroef
(K)
aan tot riem
(C)
halverwege 3,5
mm doorbuigt onder een belasting van
1,59~2,86 kg.
c.
Zet moeren
(E)
vast en verwijder de 5/16-18 x 1”
schroef
(L)
en de onderste moer
(N)
.
N.B:
5/16-18 x 3-1/4” schroef
(K)
en de bovenste
moer
(N)
kunnen op hun plaats worden gelaten na
voltooiing van de bijstellingsprocedure zonder de
verdere werking te beïnvloeden.
3.
Bewaar de bevestigingen
(L en N)
op een veilige
plaats met het oog op toekomstig gebruik.
Afb. 3F
VOORZICHTIG:
Om permanente beschadiging
van de riem te voorkomen, mag deze niet
worden gedraaid, gevouwen, gebogen of
overspannen.
!
A
F
B
C
D
E
K
L
M
H
G
N
F