209
6.1 Directe kalibratie
Alvorens te kalibreren, overtuig u ervan:
• dat de pomp geïnstalleerd is met een voetklep, in-
jectieklep, etc. in het bestaande systeem.
• dat de pomp met een tegendruk werkt waarbij de
pomp verwacht wordt te gaan werken (stel de te-
gendrukklep af, indien nodig).
• dat de pomp met de juiste aanzuighoogte werkt.
Om de directe kalibratie uit te voeren, dient als volgt
gehandeld te worden:
Actie
Pompdisplay
1. Ontlucht de pompkop en de aanzuigslang.
2. Schakel de pomp uit. De groene LED knippert.
3. Vul een maatglas met doseervloeistof Q
1
.
DME 2: ongeveer 40 ml
DME 8: ongeveer 150 ml
DME 12: ongeveer 250 ml
DME 19: ongeveer 500 ml
DME 48: ongeveer 1000 ml
4. Lees de hoeveelheid Q
1
af en noteer deze.
5. Plaats de zuigslang in de maatbeker en zorg dat
de zuigslang gevuld is voor met het kalibreren
aan te vangen.
6. Ga naar het kalibratie-menu, zie paragraaf 4.7.
7. Druk twee keer op de menu
-toets.
8. De pomp voert 100 doseerslagen uit.
9. De fabriekskalibratie verschijnt op het scherm.
10. Verwijder de zuigslang uit het maatglas en lees Q
2
.
11. Stel de waarde op het display in op Q
d
= Q
1
– Q
2
.
12. Bevestig dit met de menu
-toets.
13. De pomp is nu gekalibreerd en keert terug naar het
bedrijfsdisplay.
Stel waarde
op Q
d
Bedrijfsdisplay
Q
1
Q
2
Q
d