Ne
de
rla
n
d
s
(NL)
214
10. Problemen met het product
opsporen
WAARSCHUWING
Elektrische schok
Dood of ernstig persoonlijk letsel
- Voordat u met werkzaamheden aan het
product begint, dient u er zeker van te
zijn dat de elektriciteitstoevoer is uitge-
schakeld en niet per ongeluk kan wor-
den ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Bewegende onderdelen
Dood of ernstig persoonlijk letsel
- Draai de bouten van de koppeling tot
het juiste draaimoment vast.
- Installeer de beschermkappen van de
koppelingen stevig op de pomp met de
hiervoor bestemde bouten.
LET OP
Corrosieve vloeistoffen
Dood of ernstig persoonlijk letsel
- Draag persoonlijke beschermingsmid-
delen.
LET OP
Giftige vloeistoffen
Dood of ernstig persoonlijk letsel
- Draag persoonlijke beschermingsmid-
delen.
LET OP
Hete of koude vloeistof
Licht of middelzwaar persoonlijk letsel
- Draag persoonlijke beschermingsmid-
delen.
LET OP
Heet of koud oppervlak
Licht of middelzwaar persoonlijk letsel
- Zorg dat niemand per ongeluk met hete
of koude oppervlakken in aanraking kan
komen.
Storing
Oorzaak
Oplossing
1.
Motor draait niet na
te zijn ingescha-
keld.
a) Storing in voedingsspanning.
Schakel de elektriciteitstoevoer in.
b) Zekeringen zijn doorgebrand.
Vervang de zekeringen.
c)
De motorbeveiliging heeft de motor
uitgeschakeld.
Schakel de motorbeveiliging weer in.
d) Thermische beveiliging is geacti-
veerd.
Reset de thermische beveiliging.
e) Hoofdgeleiders in de motorbeveiliging
maken geen contact of de spoel is
defect.
Vervang contacten of de magnetische
spoel.
f)
Het stuurstroomcircuit is defect.
Repareer het stuurstroomcircuit.
g) Motor is defect.
Vervang de motor.
2.
De motorbeveili-
ging schakelt de
motor uit zodra de
voedingsspanning
is ingeschakeld.
a) Eén zekering doorgebrand/de auto-
matische schakelaar is geactiveerd.
Vervang de zekering/schakel de auto-
matische schakelaar weer in.
b) Geleiders in de motorbeveiliging zijn
defect.
Vervang de contacten van de motor-
beveiliging.
c)
Kabelaansluiting zit los of is defect.
Kabelaansluiting vastmaken of ver-
vangen.
d) Motorwikkeling is defect.
Vervang de motor.
e) Pomp is mechanisch geblokkeerd.
Maak de mechanische blokkade van
de pomp ongedaan.
f)
De motorbeveiliging is te laag inge-
steld.
Stel de motorbeveiliging correct in.
3.
De motorbeveili-
ging schakelt de
motor soms uit.
a) De motorbeveiliging is te laag inge-
steld.
Stel de motorbeveiliging correct in.
b) Lage spanning tijdens piekuren.
Herstel constante voedingspanning.