6
3.4 Bedieningselementen
(1)
AAN / UIT Schakelaar ...................... Aan /Uitschakelen van het apparaat
(2)
Timer ............................................... Instellen van de trillingstijd / Ultrasoon AAN
(3)
Controlelampje ................................. Toont verwarming AAN
(4)
Temperatuurschakelaar ................... Instellen van de reinigingstemperatuur / Verwarming AAN
3.5 Reinigingsprocedure
o
Schakel het apparaat met AAN/UIT Schakelaar (1) in.
o
Draai de temperatuurschakelaar naar de gewenste reinigingstemperatuur. (het
controlelampje (3) gaat met enige vertraging aan, de verwarming werkt.
o
Als de reinigingstemperatuur is bereikt, leg de te reinigen objecten in de korf en hang
deze voorzichtig in de tank.
Let op:
door spatten bestaat verbrandingsgevaar, niet in de
vloeistof komen met de handen. Reinigingsobject eventueel met een tang draaien om
inwendige luchtbellen te vermijden. Let er bij het inbrengen van de korf op, dat de tank
niet te vol is of overstroomt. Natuurlijk dient u dan vloeistof uit de tank te nemen.
o
Draai de timer naar de maximale tijd en dan terug naar de gewenste trillingstijd.
Tip:
Kies
de tijd zo kort mogelijk. Al naar gelang de verontreiniging, grootte en gebruikte
reinigingsvloeistof bedraagt de reinigingstijd ervaringsgewijs ca. 5 – 15 min.
o
Bij warmtegevoelige delen de temperatuur regelmatig controleren (vervorminggevaar).
o
Aan het eind van de trillingstijd neemt u de objecten samen met de korf (
Voorzichtig
voor verbranding
) uit de tank. Laat de objecten even afkoelen en spoel het dan onder
stromend water goed af.
o
Na succesvolle reiniging kan desgewenst nabehandeling van het object nuttig zijn.
o
Als de reiniging nog niet voldoende is, herhaal dan het reinigingsproces.
o
Bij
indirecte reiniging
wordt het reinigingsobject bv. in een glasbeker (als accessoire
verkrijgbaar) met reinigingsvloeistof gelegd. Met de bijbehorende ring kan de inzetdiepte
bepaald worden en in het gatendeksel (als accessoire verkrijgbaar, voor 2 glasbekers,
voor gebruik van verschillende reinigingsvloeistoffen) gehangen worden.
Let op:
overstromingsgevaar.
o
De inzetbekers moeten minimaal 3 cm diep in de contactvloeistof hangen.
o
Als contactvloeistof tussen tankwand en inzetbeker kunt u zowel de voorhandenzijnde
reinigingsvloeistof of speciale contactvloeistof voor ultrasoonoverbrenging gebruiken.