NL
Pagina 36/44
5.2.2 AANSLUITING VAN DE VERBINDINGSSPIRAAL OP DE GASCILINDER
Het schroefdraad van de cilinder en de dopmoer moeten in perfecte onbeschadigde staat zijn.
Gebruik alleen nieuwe pakkingen. Pakkingen mogen niet vervormd zijn en mogen geen spor-
en hebben van vuil of metaalvijlsel.
Gebruik alleen de originele fabrikant cilinder aansluitspiralen die geschikt zijn voor het type
gas dat wordt gebruikt.
Controleer of de pakkingen goed in de spiraalaansluiting gemonteerd zitten.
Let op de rechtsdraaiende of linksdraaiende schroefdraad van de cilinder aansluitingsmoer.
De linksdraaiende moer kan worden herkend aan de cirkelvormige groef aan de buitenzijde
van de moer. Schroef de moer handmatig op het cilinderventiel, draai vervolgens met behulp
van een steek open sleutel de moer vast. Wees er zeker van grip op de spiraalverbinding te
houden bij het aandraaien met een sleutel.
Gebruik geen sleutel extensies omdat dit zou kunnen leiden tot aanzienlijke schade aan
draden en pakkingen. Dit kan leiden tot lekkage en ongecontroleerde ontsnappen van gas!
5.3. INTERNE ZELFREINIGING (TYPE -35)
De zelfreiniging van de drukregelaar unit kan worden gebruikt als middel voor het verwijderen
van buitenlucht die het systeem inkomt wanneer de cilinder wordt gewisseld.
1. Sluit alle ventielen.
2. Open/sluit langzaam het rechter cilinderventiel.
3. Open/sluit het rechter reinigingsventiel.
4. Herhaal zuiveringcyclus 10x.
5. Open/sluit langzaam het linker cilinderventiel.
6. Open/sluit het linker reinigingsventiel.
7. Herhaal de zuiveringscyclus 10x
Zuiver het gehele unit tijdens de eerste opstart via de service gasuitlaat!
5.4 EXTERNE ZELFREINIGING (TYPE -39)
•
Stations met externe gas zuivering maken het mogelijk:de fi tting te drogen en / of vochtig
atmosferische lucht verwijderen die het station binnengedrongen kan zijn voor het
opstarten of het wisselen cilinders de fi tting te ontdoen van giftige, corroderende of
pyrofore gassen voor het verwisselen van de cilinders of voor het beëindigen van de
werking van het systeem.
•
Droog, schoon zuiver gas N2 5.0 of Ar 5.0 is nodig voor een succesvolle reiniging.
1. Controleer of het reinigende gasinlaat (12), aftapkraan (5), gasuitlaat (BA) en de
spiraalbuis aansluiting (7) correct zijn aangesloten.
2. Procesgas ventiel (4) en het spoelgas ventiel (9) en spoelgas uitlaatklep (5) (handwiel
van ventielen loodrecht op de leiding draaien).
3. Sluit de drukregelaar (1) door het handwiel tegen de wijzers van de klok in te draaien.
4. Open het spoelgas ventiel (9).
5. Open het procesgas ventiel (4).
6. Open de drukregelaar (1) gedeeltelijk door het handwiel ca. twee omwentelingen met de
klok mee te draaien.
7. Sluit het spoelgas ventiel (9). Laat het zuiverende gas, dat nu door het station stroomt,
een aantal seconden in het station blijven.
8. Open de spoelgas aftapkraan (5) een klein beetje en laat het zuiveringsgas ontsnappen
via het deze aftapkraan. Sluit hierna de spoelgas aftapkraan (5) direct weer.
9. Herhaal de stappen 4., 7. en 8. tussen de vijf en zeven keer.
10. Sluit alle kranen van het station. Sluit de drukregelaar (3) volledig door deze tegen de
wijzers van de klok dicht te draaien
.