NL
Pagina 30/44
2.8 ORGANISATORISCHE MAATREGELEN
•
De vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen worden verstrekt door de gebruikende
partij.
•
Alle veiligheidsvoorzieningen moet regelmatig worden gecontroleerd.
•
In geval van zuurstoftekort of overmatige vervuiling is een ademhalingsapparaat vereist
dat onafhankelijk van de omringende atmosfeer functioneert (VBG 1).
2.9 SPECIALE BESCHERMENDE KLEDING
•
Elke keer als het reduceerstation wordt opgestart, behoort alle veiligheidsuitrusting eerst
correct aangebracht te worden en in goede staat te verkeren.
•
Beschermende apparaten en veiligheidsuitrusting mag alleen worden verwijderd nadat
het drukapparaat of het systeem buiten werking is gesteld en het drukapparaat is
beveiligd tegen opnieuw opstarten.
•
Wanneer additionele onderdelen worden gebruikt, behoort de gebruikende partij ervoor te
zorgen dat de veiligheidsuitrusting correct is gemonteerd.
2.10 SYSTEEM BESTURING
•
Voer nooit wijzigingen uit aan het programma!
•
De regelaar mag alleen bediend worden door getraind personeel.
2.11 VEILIGHEIDSMAATREGELEN BIJ NORMAAL GEBRUIK
•
Zorg er voor dat voordat het drukapparaat ingeschakeld wordt niemand in een gevaarlijke
situatie gebracht kan worden als gevolg van het opstarten van het drukapparaat.
•
Controleer ten minste een keer per jaar het drukapparaat op lekkage en juiste werking
van veiligheidsvoorzieningen.
2.12 GEVAAR VAN ELEKTRICITEIT
•
Werk aan elektrische componenten, displays en controle-eenheden mag alleen uitgevoerd
worden door een geschoold elektricien.
•
Controleer de elektrische uitrusting van het systeem regelmatig. Herstel onmiddellijk losse
verbindingen en beschadigde kabels.
•
De schakelkast en de elektrische units behoren gesloten te blijven. Toegang hiertoe is
uitsluitend voor geautoriseerd personeel met de hiervoor bedoelde sleutels of
gereedschap
•
Als er werkzaamheden moeten worden uitgevoerd op werkende onderdelen, behoort een
tweede persoon aanwezig zijn voor het uitschakelen van de hoofdschakelaar indien nodig.
2.13 HET GEVAAR VAN DE DRUK
•
Secties van het systeem en de druklijnen die geopend moeten worden, behoren zonder
druk te zijn voordat reparatiewerkzaamheden mogen beginnen.
•
Controleer regelmatig de fl exibele slangen. Vervang deze slangen regelmatig, ook zonder
dat veiligheidsrelevante gebreken worden gevonden.
•
Externe invloeden zoals hoge temperaturen, warmtestraling, stoten en dergelijke kunnen
er toe leiden dat gascilinders of drukonderdelen van het systeem opwarmen of zelfs
kunnen barsten. Neem de juiste voorzorg en veiligheidsmaatregelen om dit te voorkomen.
2.14 BIJZONDERE GEVAREN VAN NAAR BUITEN LEKKEN
•
Wanneer er zeer gevaarlijke, gevaarlijke of licht gevaarlijke gassen worden gebruikt, kan dit,
bij lekkage van het station, levensgevaarlijke situaties veroorzaken bij de gebruiker en/of
patiënt.
•
Dit is de reden dat richtlijn 1999/45/EG en de verordening EG 1488/94, alsmede richtlijn
76/769/EEG en ongevallen instructies met informatie voor de arts op een geschikte en goed
bereikbare plaats beschikbaar moeten zijn.
•
De bediener van het apparaat moet worden geïnformeerd over de bijzondere gevaren van
het gebruikte gas en van persoonlijke of andere beschermende maatregelen.