In de stand CONT blijft het apparaat continu in werking, ongeacht de
hoogte van de relatieve luchtvochtigheid in de ruimte. In de stand
OFF blijft het apparaat uitgeschakeld.
Urenteller
Enkele modellen zijn uitgerust met een urenteller, gewoonlijk aan de
achterzijde van de ontvochtiger. De urenteller laat het aantal
bedrijfsuren van de machine zien.
5. EERSTE GEBRUIK VAN HET APPARAAT
Voordat het apparaat voor de eerste keer wordt ingeschakeld, moet het apparaat minstens 8 uren in verticale stand hebben
gestaan. Als hieraan niet wordt voldaan kan onherstelbare schade aan de compressor ontstaan. Na deze wachttijd kan het
apparaat aangesloten worden op een 230 Volt
– één fase stopcontact.
Als het rode lampje brandt bij
“POWER”,
is de machine correct aangesloten. Als het lampje
“WORKING”
gedoofd is, draai dan
de draaiknop op het bedieningspaneel kloksgewijs totdat het lampje oplicht. Het lampje
“DEFROST (PAUSE)”
zal eveneens
oplichten. Na ongeveer 5 minuten zal het apparaat starten met ontvochtigen. Als het lampje FULL (ALARM) brandt, zal de
machine zichzelf niet inschakelen. Men moet dan controleren of het waterreservoir leeg is en controleren of deze goed
bevestigd is. Indien de machine met een opvoerpomp is uitgerust, controleer dan de werking van de pomp en zorg er voor dat
de zuigkant van de pomp vrij is.
WAT ALS DE ONTVOCHTIGER NIET START OF NIET ONTVOCHTIGT?
Controleer of het rode lampje “POWER” aan is. Dit geeft aan dat het apparaat aangesloten is. Als het lampje niet brandt, kijk
dan of de stekker op de juiste wijze in het stopcontact is bevestigd. Als na deze controle het lampje nog steeds niet brandt,
neem dan contact op met de verkoper van het apparaat.
Controleer of het groene lampje “FULL (ALARM)” uit is. Als dit niet het geval is, controleer dan de positie van de afvoerleiding.
Controleer ook of het waterreservoir op de juiste wijze geplaatst is, eventueel uitnemen en opnieuw plaatsen totdat een klik van
de micro-schakelaar waarneembaar is. Het waterreservoir dient leeg te zijn.
Controleer of het rode lampje “WORKING (IN WERKING)” aan is: dit betekent dat de hygrostaat de machine in werking stelt.
Schakelt het apparaat na een pauze aan door aansturing van de hygrostaat - óf omdat de ingestelde luchtvochtigheid bereikt is,
óf als men het waterreservoir heeft geleegd -
dan brandt naast de twee middelste rode lampjes ook het rode lampje “DEFROST
(PAUSE)” gedurende ongeveer 5 minuten. Tijdens deze 5 minuten is alleen de ventilator in werking, de compressor is
uitgeschakeld. Deze cyclus herhaalt het apparaat ook elke 45 minuten om de verdamper vrij te maken van ijs indien dat nodig
is. Als het lamp
je “DEFROST (PAUSE)” langer dan 6 minuten brandt, dient men contact op te nemen met de leverancier van het
apparaat.
Als het apparaat op de juiste wijze ingeschakeld is (de twee middelste rode lampjes branden), maar er komt geen condenswater
vrij, of zeer weinig condenswater, controleer dan of de relatieve luchtvochtigheid in de kamer misschien lager is dan 40
– 45%.
Als de luchtvochtigheid hoger is dan 40
– 45% dient de machine te worden nagekeken door de leverancier.
6. AANSLUITEN OP DE AFVOER
– OPVOERPOMP (OPTIONEEL)
Deze ontvochtiger kan worden aangesloten op een vaste
afvoerleiding.
In dat geval dient het waterreservoir te worden uitgenomen voor
aansluiten van de slang aan het koppelstuk. Voor deze
aansluiting is een 3/4” koppeling nodig.
De slang kan men aan de onderzijde uit het apparaat steken.
Apparaten die voorzien zijn van een vlotter werken niet zonder
waterreservoir.
Sommige modellen zijn voorzien van een type schakelaar zodat
het apparaat ook zonder waterreservoir werkt. Bij overige
modellen moet het lipje bij de vlotter worden verbogen.
Bij apparaten waarvan het waterreservoir zich aan de voorzijde
bevindt, moet het bijgeleverde koppelstukje bevestigd worden
ter hoogte van de rechter bovenkant van het waterreservoir (fig.
1). Ook moet het bijgesloten rubberen houdertje bevestigd
worden om de micro-schakelaar te blokkeren. Links bovenaan
in het waterreservoir compartiment, tegen het voorpaneel
(fig.2).
Fig. 1
Fig.2