5 7
B E
N L
Houdt het apparaat altijd op veilige
afstand van uw lichaam en zorg dat u
stabiel en stevig staat.
3. Draag altijd een veiligheidsbril.
4. Gebruik het apparaat alleen bij vol
-
doende daglicht of bij voldoende
kunstlicht.
5. Gebruik het apparaat niet in de regen
of voor nat gras.
6. Controleer het apparaat altijd voor ge
-
bruik of na stoten op eventuele bescha-
digingen. Repareer beschadigingen
indien noodzakelijk.
7. Gebruik het apparaat niet als de veilig-
heidsvoorzieningen beschadigd zijn
of niet juist zijn aangebracht.
8. Wees er telkens zeker van dat de
ventilatieopeningen van de motor, de
beschermkappen en de maai-inrichting
altijd vrij zijn van vuilresten en veront
-
reinigingen.
9. Wees er tijdens het gebruik van de
trimmer altijd zeker van dat zich bin
-
nen een straal van 15 meter van het
apparaat geen personen of dieren
ophouden. Schakel het apparaat on-
middellijk uit als er toch personen, met
name kinderen binnen de gevarenzone
van de machine komen.
Bij het gebruik van het appa
-
raat kunnen stenen en andere
voorwerpen worden weggeslin-
gerd. Dit kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
10. Als het apparaat in werking is, moeten
de bewegende onderdelen niet wor-
den benaderd (wat betreft de maai-in-
richtingen).
Nadat de trimmer is uitgescha-
keld, draait de maaikop nog
enkele seconden na.
11. Maak het terrein waar u de trimmer
wilt gebruiken vrij van stenen, takjes
en ander vast materiaal.
Start de machine zoals is omschreven in
de gebruiksaanwijzing. Het apparaat
mag zich tijdens het starten niet in de
werkstand bevinden of omgedraaid
zijn. Steek geen straten of grindwegen
over met een draaiende motor.
12. Bij het verlengen van het maaikoord is
uiterste voorzichtigheid geboden. Bij
deze werkzaamheden kunt u ernstige
snijwonden oplopen. Nadat deze
werkzaamheden zijn uitgevoerd, moet
de juiste werkhouding weer worden
aangenomen voordat het apparaat in
werking wordt gezet.
13. Gebruik geen metalen maaikoord.
Houd er rekening mee dat de maaikop
nog enkele seconden nadraait als u de
gashendel loslaat.
14. Schakel de motor uit (aan-/uitschake-
laar uit), als:
- u brandstof bijvult,
- u de machine niet gebruikt,
- u de machine onbeheerd achterlaat,
- u de machine reinigt,
- u de machine van de ene plaats naar
de andere transporteert,
- u de maai-inrichting verwijdert of vervangt
of als u het maaikoord wilt verlengen.
15. Gebruiksduur en pauzes.
Een
langer gebruik van het gemotoriseerde
apparaat kan leiden tot door trillingen
veroorzaakte doorbloedingsstoornis
van de handen. U kunt evenwel de ge-
bruiksduur door geschikte handschoe-
nen of regelmatige pauzes verlengen.
Houd er rekening mee dat de persoon-
lijke aanleg voor slechte doorbloeding,
lage omgevingstemperaturen of grote
grijpkrachten bij het werken de ge
-
bruiksduur verminderen.
16. Draag de trimmer aan de multifunc-
tionele handgreep en aan de anti-vi-
bratie-handgreep in uitgeschakelde
toestand. Houd de draadspoel bij het