ATLAS
30
NL
cod. 3540S123 - 02/2010 (Rev. 00)
3.4 Aansluiting van de brander
Er kan gebruik worden gemaakt van een olie- of gasbrander met geblazen lucht voor vuurgangen
onder druk, indien de kenmerken ervan geschikt zijn voor de afmetingen van de vuurgang van de
ketel en voor de overdruk ervan. De brander moet gekozen worden volgens de aanwijzingen van
de fabrikant, op grond van het werkbereik, brandstofverbruik, drukveld en de lengte van de ver-
brandingskamer. Monteer de brander volgens de aanwijzingen van Uw Fabrikant.
3.5 Elektrische aansluitingen
Aansluiting op het elektriciteitsnet
B
De elektrische veiligheid van het apparaat wordt alleen bereikt wanneer het correct ge-
aard is, overeenkomstig de geldende veiligheidsnormen. Laat door een vakman contro-
leren of de aarding efficiënt en afdoende is. De fabrikant is niet aansprakelijk voor
eventuele schade die ontstaat doordat de installatie niet geaard is. Laat bovendien con-
troleren of de elektrische installatie geschikt is voor het maximumvermogen dat door het
apparaat wordt opgenomen (dit staat vermeld op de typeplaat van de verwarmingske-
tel).
De verwarmingsketel is voorbedraad en voorzien van een kabel van het type "Y" zonder stekker,
voor aansluiting op het elektriciteitsnet. De aansluitingen op het net moeten worden gerealiseerd
met een vaste aansluiting, door middel van een tweepolige schakelaar met een opening tussen de
contacten van minstens 3 mm; er moeten zekeringen van max. 3A tussen verwarmingsketel en lijn
worden geplaatst. Het is belangrijk dat de polariteiten (LIJN: bruine draad / NEUTRAAL: blauwe
draad / AARDE: geel-groene draad) in acht worden genomen bij het aansluiten van de elektricitei-
tsleiding. Zorg er bij het installeren of vervangen van de voedingskabel voor dat de aardgeleider 2
cm langer is dan de andere.
B
De voedingskabel van het apparaat mag niet door de gebruiker worden vervangen. Als
de kabel beschadigd is, moet het apparaat worden uitgeschakeld en dient u zich voor
vervanging van de kabel uitsluitend tot gekwalificeerde vakmensen te wenden. Als de
elektrische voedingskabel vervangen wordt, mag uitsluitend een kabel “HAR H05 VV-F
3x0,75 mm2 worden gebruikt met een buitendiameter van maximaal 8 mm.
Toegang tot het elektrisch klemmenbord
Draai beide schroeven
“A”
boven op het paneel los en verwijder het deurtje
“B“
.
fig. 4 - Toegang tot het elektrische klemmenbord
3.6 Aansluiting op het rookkanaal
Het apparaat moet aangesloten worden op een rookkanaal dat ontworpen en gebouwd is in ove-
reenstemming van de geldende normen. De leiding van de ketel naar het rookkanaal moet ge-
maakt zijn van materiaal, dat bestand is tegen hoge temperaturen en corrosie. Het wordt
aanbevolen om te zorgen voor optimale afdichting op de verbindingspunten en de volledige leiding
tussen ketel en schoorsteen op warmte te isoleren, ter voorkoming van condensvorming.
4. SERVICE EN ONDERHOUD
Alle hieronder beschreven werkzaamheden die afstellingen, wijzigingen en inbedrijfstelling betref-
fen mogen uitsluitend worden uitgevoerd door Gekwalificeerd en hiervoor opgeleid Personeel (dat
voldoet aan de technisch-professionele vereisten op grond van de geldende voorschriften), zoals
het personeel van de Technische Klantenservice.
FERROLI
is geenszins aansprakelijk voor schade aan zaken en/of persoonlijk letsel, veroorzaakt
door ingrepen op het apparaat, uitgevoerd door onbevoegde en ondeskundige personen.
4.1 Instellingen
Afstelling brander
Het rendement van de verwarmingsketel en de goede werking ervan hangen nauw samen met de
precisie waarmee de brander wordt afgesteld. Volg nauwkeurig de aanwijzingen van de fabrikant
op. Het eerste stadium van duplexbranders moet ingesteld zijn op een vermogenswaarde, die niet
minder mag bedragen dan het nominale minimumvermogen van de verwarmingsketel. Het vermo-
gen van het tweede stadium mag niet meer bedragen dan het nominale maximumvermogen van
de verwarmingsketel.
4.2 Inwerkingstelling
B
Controles die uitgevoerd moeten worden bij de eerste ontsteking en naar aanleiding van
alle onderhoudswerkzaamheden die afsluiting van de installaties met zich meebrengen,
of na een ingreep op de veiligheidsinrichtingen of delen van de verwarmingsketel:
Alvorens de verwarmingsketel te ontsteken
•
Zet eventuele afsluitkleppen tussen de verwarmingsketel en de installaties open.
•
Controleer of het brandstofsysteem lekdicht is.
•
Controleer of de voorbelasting van het expansievat correct is
•
Vul de hydraulische installatie en zorg ervoor dat de verwarmingsketel en de installatie volle-
dig ontlucht zijn door de ontluchtingsklep op de verwarmingsketel en de eventuele ontluchtin-
gskleppen op de installatie te openen.
•
Controleer of er geen waterlekken in de installatie, de circuits van het sanitaire water, de ver-
bindingen of de verwarmingsketel zitten.
•
Controleer of de elektrische installatie goed is uitgevoerd en of de aarding naar behoren we-
rkt.
•
Controleer of er zich in de buurt van de verwarmingsketel geen ontvlambare vloeistoffen of
materialen bevinden
Controles tijdens de werking
•
sez. 2.3Schakel het apparaat in zoals beschreven in .
•
Controleer de lekdichtheid van het brandstofcircuit en van de waterinstallaties.
•
Controleer de doeltreffendheid van de afvoerleiding en de rookgas-luchtpijpen
tijdens de werking van de verwarmingsketel.
•
Controleer of de watercirculatie tussen de verwarmingsketel en de installaties cor-
rect verloopt.
•
Controleer of de ontsteking van de verwarmingsketel correct werkt door hem ver-
schillende malen te ontsteken en weer uit te zetten door middel van de omgeving-
sthermostaat of de afstandsbediening.
•
sez. 5.3Verzeker u ervan dat het brandstofverbruik dat de gasmeter aangeeft ove-
reenkomt met de waarden in de tabel met technische gegevens op .
•
Controleer of de deuren van brander en brandstofkamer hermetisch sluiten.
•
Controleer of de brander naar behoren werkt. Voer deze controle uit met de betref-
fende instrumenten, volgens de aanwijzingen van de fabrikant.
4.3 Onderhoud
Periodiek onderhoud
Om te zorgen dat het apparaat goed blijft werken, is het noodzakelijk dat gekwalificeerd
personeel de volgende punten jaarlijks naloopt:
•
De besturings- en veiligheidsinrichtingen moeten goed functioneren.
•
Het circuit voor rookafvoer moet optimaal functioneren.
•
Controleer of de brandstoftoevoer- en -afvoerleidingen niet verstopt of beschadigd
zijn.
•
Reinig het filter van de brandstofaanzuigleiding.
•
Bepaal het juiste brandstofverbruik
•
Reinig de verbrandingskop bij de brandstofuitgang, op de wervelschijf.
•
Laat de brander gedurende ongeveer 10 minuten op volle kracht werken en analy-
seer daarna het verbrandingsproces als volgt:
-
De juiste afstelling van alle elementen, die in deze handleiding vermeld staan
-
Temperatuur van de rook in de afvoerleiding
-
Percentage CO
2
•
De lucht-rookgaspijpen en het eindstuk moeten vrij zijn van obstakels en geen
lekken hebben
•
Brander en warmtewisselaar moeten schoon zijn, zonder afzettingen. Maak geen
gebruik van chemische producten of staalborstels om ze te reinigen.
•
De gas- en waterinstallaties moeten lekdicht zijn.
•
De waterdruk moet bij koude installatie ongeveer 1 bar bedragen; indien dit niet het
geval is, de installatie naar deze waarde terugbrengen.
•
De circulatiepomp mag niet geblokkeerd zijn.
•
Het expansievat (niet meegeleverd) moet gevuld zijn.
A
Ommanteling, paneel en sierelementen van de verwarmingsketel kunnen zo-
nodig schoongemaakt worden met een zachte doek, eventueel bevochtigd met
water met zeepoplossing. Vermijd het gebruik van elke soort schuurmiddel of
oplosmiddel.
Reiniging van de verwarmingsketel
1.
Schakel de stroom naar de verwarmingsketel uit.
2.
Verwijder het bovenste en onderste paneel aan de voorkant.
3.
Draai de knoppen op de deur los om de deur te openen.
4.
Maak de binnenkant van de verwarmingsketel en het volledige traject van de afge-
voerde rook schoon met een borstel of met druklucht.
5.
Bevestig de betreffende knop om de deur weer te sluiten.
Voor het reinigen van de brander raadpleegt u de aanwijzingen van de Fabrikant.
4.4 Oplossen van storingen
Storingen
Er kunnen zich twee blokkeersituaties voordoen, die beide door de gebruiker verholpen
kunnen worden:
A
Blokkering van de brander, waarbij het betreffende lampje gaat branden. Raa-
dpleeg de handleiding van de brander.
B
Ingrijpen van de veiligheidsthermostaat, hetgeen zich voordoet wanneer de ke-
tel een temperatuur heeft bereikt bij het overschrijden waarvan er gevaar kan
ontstaan. Om de werking te herstellen dop 3 van fig. 1 losdraaien en de terug-
stelknop eronder indrukken.
Wanneer het probleem aanhoudt de hulp inroepen van Vakmensen of van de Klanten-
service.
In geval van storingen en/of als het apparaat slecht werkt, moet het uitgeschakeld wor-
den. Er mogen op geen enkele wijze pogingen tot reparatie of andere ingrepen worden
ondernomen. Wend u zich uitsluitend tot technisch gekwalificeerd en geautoriseerd per-
soneel.
A
1
2
B