ga met de toets P6 (achteruit) naar de dag van de week en scroll met de toets P4 door de dagen tot het bereiken van de dag waar u de eerder gekopieerde
instelling wenst te lijmen.
ga met de toets P5 (vooruit) naar het symbool lijmen en druk op de toets P4 (SET).
Voer deze handeling uit voor alle dagen waarvoor u dezelfde instelling wenst. Om de functie te verlaten, druk op de toetsen P5 (vooruit) en P6 (achteruit) tot het
bereiken van het symbool verlaten en druk op P4 (SET).
Ontsteking
De eerste te verrichten handeling is het aansluiten van de stekker op de elektriciteitsvoorziening; vul het pelletreservoir.
Wees bij deze handeling voorzichtig om de hele zak niet in één keer te legen, maar doe dit langzaam. De verbrandingskamer en de vuurpot moeten vrij zijn van
eventuele verbrandingsresten. Controleer of het deksel van het pelletreservoir en de deur gesloten zijn. Indien dit niet het geval is, wordt een slechte werking van
de kachel en daaruit voortkomende alarmen veroorzaakt.
Controleer bij de eerste ontsteking dat de vuurpot geen onderdelen bevat die zouden kunnen verbranden (zakje met voetjes, instructies, enz.).
Druk gedurende ongeveer twee seconden op de toets P2 (ON/OFF). Op volgorde worden de volgende operationele statussen geactiveerd:
Status CHECK, het systeem controleert of de sondes correct geïnstalleerd zijn en werken. Indien de operationele modus met stromingsregeling actief is, wordt
de stromingssensor gecontroleerd. Indien men nooit de kalibratie heeft uitgevoerd, signaleert het systeem de fouttoestand.
Status INITIAL WARNING voorverwarming, de ontstekingsbougie en de rookgassenventilator worden ingeschakeld.
Status PRE-LOAD voorlading, de rookgassenventilator en de schroef worden op continue wijze geactiveerd.
Status WATING aan, de lading van de pellets wordt onderbroken terwijl de rookgassenventilator en de bougie actief blijven om de ontsteking van de pallets te
bevorderen.
Status FIRE PRESENT stabilisatie, de bougie gaat uit en er wordt gecontroleerd of de vlam voldoende stabiel en sterk is om een verhoging van de temperatuur
van de rookgassen te kunnen veroorzaken met een gradiënt van ten minste 1.5°C/minuut. Wanneer deze status succesvol overbrugd wordt, wordt de kachel
naar de status van zijn vermogen gebracht. Anders signaleert het systeem het alarm vanwege de ontbrekende stabilisatie.
Status Ignition 1, het systeem schakelt over naar de volgende status wanneer de temperatuurstijging van de rookgassen gelijk is aan een bepaalde parameter.
Indien dit niet binnen de vastgestelde tijd gebeurt, herhaalt het systeem de status, zonder echter pellets te laden. Indien nogmaals niet voldaan wordt aan de
omstandigheid voor het overschakelen naar de volgende status signaleert het systeem het alarm van de mislukte ontsteking.
Status Ignition 2, het systeem schakelt over naar de volgende status wanneer de ingestelde temperatuur wordt overschreden. Indien dit niet binnen de
vastgestelde tijd gebeurt, signaleert het systeem het alarm van de mislukte ontsteking. Na het bereiken van de vooraf ingestelde temperatuur van de rookgassen
worden de omgevingstemperaturen ingeschakeld.
Status FIRE PRESENT.Nadat de eerdere statussen correct doorstaan worden, is de bougie uit en wordt gecontroleerd pf de vlam voldoende stabiel en sterk
is om een verhoging van de temperatuur van de rookgassen te kunnen veroorzaken met een gradiënt van ten minste 1.5°C/minuut.
Wanneer deze status succesvol overbrugd wordt, wordt de kachel naar de status van zijn vermogen gebracht. Anders signaleert het systeem het alarm
vanwege de ontbrekende stabilisatie.
Werking in vermogen
De kachel gaat binnen de vooraf bepaalde tijd naar het vermogensniveau dat geschikt is voor het bereiken van de ingestelde temperatuur. Het is mogelijk om een
maximaal werkvermogen in te stellen om te voorkomen dat het systeem op ongewenste vermogensniveaus werkt. In feite verhoogt het systeem geleidelijk het
werkvermogen naar mate het verschil tussen de omgevingstemperatuur en de SET TEMPERATURE hoger is.
Naar mate de omgevingstemperatuur de SET benadert, wordt het vermogen gaandeweg verlaagd gedurende steeds toenemende periodes om het bereiken van
de SET op geleidelijke wijze mogelijk te maken, zonder de SET te overschrijden. In dit geval beginnen de omgevingsventilatoren het vermogen te moduleren tot
aan hun uitschakeling.
Set temperatuur bereikt
De kachel stabiliseert zich op het vermogen waarop de ingestelde temperatuur zonder discontinuïteit behouden kan worden en dat de meeste voordelen voor de
gebruiker garandeert met een vermindering van het vermogen op het minimale niveau nadat de SET bereikt is.
ECO STOP T
De status “ECO STOP T” waarschuwt dat het systeem zich in één van de volgende werkingsstatussen bevindt:
Set bereikt: De omgevingstemperatuur heeft de ingestelde SET bereikt (of overschreden). Een evenwichtig systeem zal normaal gesproken het bericht “ECO
STOP T” afwisselen met het bericht “NORMAL”, terwijl het vermogen van de kachel de neiging zal hebben zich op een constante waarde te stabiliseren. De kachel
wordt naar het vermogen 1 gebracht (status “ECO STOP T”). De kachel blijft voor onbepaalde tijd in deze status totdat de normale situatie wordt hersteld.
ECO STOP
Indien, nadat de omgevingstemperatuur de ingestelde SET heeft overschreden, vanwege bijzondere redenen, bijvoorbeeld omdat de ruimte van installatie klein is
of omdat alle sondes zijn voldaan, de omgevingstemperatuur blijft toenemen, ook al werkt de kachel op het vermogen 1, zal de kachel, indien de optie ECO STOP
vanaf het gebruikersmenu geactiveerd is, het volgende gedrag vertonen:
Wanneer de omgevingstemperatuur de SET met meer dan 2°C heeft overschreden, gaat de kachel over naar de status voor uitschakeling via de geplande
statussen. De status ECO STOP wordt gekenmerkt door het bericht ECO STOP. De voorwaarde voor de herstart is dat de omgevingstemperatuur met 2°C daalt
ten opzichte van de ingestelde SET en gedurende ten minste een vooraf ingestelde tijd in deze conditie blijft.
Uitschakeling van de kachel
De ingeschakelde kachel kan op ieder gewenst moment worden uitgeschakeld door een paar seconden te drukken op de toets P2 (ON/OFF).
Fasen uitschakeling (SHUTWOWN). Na het indrukken van de toets P2 (ON/OFF) voor het uitschakelen van de kachel, gaat deze over naar de status
uitschakelen (Shutdown) en vervolgens naar de status FINAL CLEANING, volgens de onderstaande procedure.
Fase uitschakelen (Shutdown). De rookgassenventilator (PA21) werkt op een gepaste snelheid om de verbranding van de resterende pellets in de vuurpot te
bevorderen. De overgang naar de volgende status vindt plaats wanneer de temperatuur van de rookgassen daalt onder de met een vooraf ingestelde parameter
bepaalde drempelwaarde.
Cooling. De rookgassenventilator blijft geactiveerd tot de temperatuur van de rookgassen daalt onder een vooraf ingestelde parameter.
Geen net spanning
Indien er tijdens de werking van de kachel gedurende minder dan 30” een stroomonderbreking optreedt, wordt bij de terugkeer van de netspanning dezelfde status
hersteld. Wanneer de kachel zich in de status ECO STOP bevindt, wordt deze status ook hersteld indien de stroomonderbreking langer duurt. In alle andere
gevallen wordt de kachel, bij de terugkeer van de netspanning, naar de uitschakeling gebracht. Ook is het mogelijk dat de kachel overgaat naar de alarmtoestand
veiligheid. In dit geval moet de werking van de veiligheidsthermostaat, op de achterzijde van de kachel, hersteld worden.
Onvoldoende niveau pellets
De kachel is uitgerust met een sensor voor de controle van het niveau van de pellets. Indien het niveau van de pellets onvoldoende is, is het niet mogelijk om de
kachel te starten. Tijdens de werking zal de kachel op het minimale vermogen werken.
ALARMEN
De volgende alarmen worden geactiveerd na de aangegeven vertraging vanaf het moment dat de overeenkomstige gebeurtenis plaatsvindt.
Indien de gebeurtenis van het alarm na het verstrijken van deze tijd niet verholpen is, gaat de kachel over naar de alarmstatus met de onmiddellijke uitschakeling
van de kachel en de activering van de rookgassenventilator en de ventilator van de warmtewisselaar op de maximale snelheid. De ventilatoren worden vervolgens
uitgeschakeld wanneer de temperatuur van de rookgassen naar de vooraf ingestelde lagere waarde daalt. Iedere alarmstatus, met uitzondering van het alarm “no
fire”, wordt in het alarmlog geregistreerd.
Summary of Contents for ANGLE
Page 2: ......
Page 5: ...F 1 F 2 F 3 F 4...
Page 6: ...F 5 F 6 F 7 14 24 26 0 p 3 spento LUNEDI 07 03 2016 11 54 18 2 C Spento 12 A NORMALE 34...
Page 37: ...10 CERTIFICA...
Page 39: ......
Page 42: ...F 1 F 2 F 3 F 4...
Page 43: ...F 5 F 6 F 7 14 24 26 0 p 3 spento LUNEDI 07 03 2016 11 54 18 2 C Spento 12 A NORMALE 34...
Page 75: ......
Page 77: ......
Page 80: ...F 1 F 2 F 3 F 4...
Page 81: ...F 5 F 6 F 7 14 24 26 0 p 3 spento LUNEDI 07 03 2016 11 54 18 2 C Spento 12 A NORMALE 34...
Page 113: ......
Page 115: ......
Page 119: ...F 1 F 2 F 3 F 4...
Page 120: ...F 5 F 6 F 7 14 24 26 0 p 3 spento LUNEDI 07 03 2016 11 54 18 2 C Spento 12 A NORMALE 34...
Page 151: ......
Page 153: ......
Page 157: ...F 1 F 2 F 3 F 4...
Page 158: ...F 5 F 6 F 7 14 24 26 0 p 3 spento LUNEDI 07 03 2016 11 54 18 2 C Spento 12 A NORMALE 34...
Page 189: ......
Page 191: ......
Page 194: ...F 1 F 2 F 3 F 4...
Page 195: ...F 5 F 6 F 7 14 24 26 0 p 3 spento LUNEDI 07 03 2016 11 54 18 2 C Spento 12 A NORMALE 34...
Page 227: ......
Page 229: ......
Page 233: ...F 1 F 2 F 3 F 4...
Page 234: ...F 5 F 6 F 7 14 24 26 0 p 3 spento LUNEDI 07 03 2016 11 54 18 2 C Spento 12 A NORMALE 34...
Page 266: ......
Page 268: ......
Page 303: ......
Page 305: ......