48
49
AAN/UIT (met geactiveerde
omkeerfunctie):
als boven, alleen omgekeerd (DOWN)
Programma-toets: samen met de Up-/Down-toets voor
selectie van de meetmodus
Optisch systeem:
laser-uitvoering
Straalreikwijdte:
50 mm – 2000 mm
Optische hoek:
± 80°
Lichtbron:
roodlichtlaser, klasse II
Meetbereiken
Meetmodi:
omw/min en omw/sec alsmede
toerental- en tijdintervalmeting (optisch)
omw/min en omw/sec alsmede
afstandsmeting (meter, yards, feet per
min. en sec.) met contactadapter
Meting van absoluut toerental en
afstand (meter, foot, yard) op de
seconde nauw
keurige impulsintervalmeting
(cyclustijdmeting)
Meting van minimum-, maximum- of
gemiddelde snelheid
Snelheidsbereik
Optische meting:
3 – 99.999 omw/min (resp. overeen
komstig toerental per seconde)
Contactmeting:
max. 50.000 omw/min (resp. overeen
komstig toerental per seconde) gedu-
rende 10 seconden
Afstandsmeting–
maximum:
0,3 – 1500,00 m of yards per minuut
(4500 ft/min) resp. overeenkomstige
afstand per seconde
Meetbereikaanpassing:volautomatisch tot op 0,001 of tot op
1digit ingesteld, handmatige voorkeuze
Nauwkeurigheid bij
snelheidsmetingen: 0,01 % +/- 1 digit
Nauwkeurigheid in
cnt-meetmodus:
± 0,1 m (resp. overeenkomstige
afwijking bij andere maateenheden)
Meetbereik bij
tijdintervalmeting:
0 – 99.999 seconden, alleen volauto-
matische meetbereikaanpassing
(max. tot op 0,001 nauwkeurig)
Standaard tijdinterval: komt overeen met impulsinterval,
min. echter 0,8 seconden
Tijdbasis in snelmeet-
modus:
meetinterval 0,1 seconden (automati-
sche instelling) voor bepaling van de
minmum- of maximumsnelheid
Geheugenfuncties: Laatste meetwaarde wordt 1 minuut
lang opgeslagen automatische uit
schakeling.
Programma-instellingen blijven na uit-
chakeling opgeslagen
Contactadapter:
bij de levering inbegrepen incl. meet-
pen (omw/min) en metrisch meetwiel
(afneembaar)
8. Functiebeschrijving / bedieningsinstructies
Fabrieksinstellingen – toerentalmeting zonder automatische
meetbereikselectie
8.1
Programmering – instelling van meetmodus
Alle meetmodi worden op dezelfde manier inge-
steld. Na programmering van de meetmodus blijft
deze zolang in het permanent geheugen tot een
herprogrammering door de gebruiker plaatsvindt.
8.1.1
Voor instelling van een andere gebruiksmodus
houdt u de programma-toets ingedrukt en bedient
u de meettoets (UP). Laat vervolgens beide toetsen
los. Nu worden alle pictogrammen getoond en het
momenteel ingestelde meetbereik knippert.
8.1.2
Druk op een van de beide pijltoetsen, om een nieu
we meet modus te kiezen. Wanneer het pictogram
van de gewenste meetmodus knippert, laat u de
meettoets los en drukt u één keer op de program-
ma-toets, om de nieuwe instelling te bevestigen.
Het apparaat kan zo voor alle metingen behalve
snelheidsmetingen geprogrammeerd worden en is
daarna gereed voor gebruik.
8.1.3
Voor selectie van de modi mx, mn en av loopt u
verder de afzonderlijke modi door, wanneer de tel-
kens getoonde modus niet ingesteld hoeft te wor-
den. Stop wanneer alle drie pictogrammen tegelij-
kertijd getoond worden en druk dan één keer op de
programma-toets.
Het apparaat is nu gereed voor gebruik. De inge-
stelde parameters blijven tot de herprogrammering
behouden.
8.2
Optische toerentalmetiung in omw/min of omw/sec
BAL Ex-Tacho 10-105x235 20.08.2003 15:21 Uhr Seite 48