87
nEDERLanDs
Het zaagblad vervangen (Afb. H, I, J)
WAARSCHUWING:
• Let erop dat de tanden van de frees naar links wijzen,
zoals wordt getoond (Fig. I).
• Controleer na het vervangen van het zaagblad altijd
de zaagdiepte, en pas deze aan als dit nodig is.
• Gebruik geen zaagbladen met een grotere of kleinere
diameter dan wordt aanbevolen. Raadpleeg de
technische gegevens voor de juiste afmetingen van
het zaagblad.
Anti‑slippennen (Afb. G)
De anti‑slippennen
7
helpen voorkomen dat de lamellenfrees
naar rechts glijdt tijdens het zagen, wat meestal gebeurt.
Wanneer u op zichtbare gedeelten van het werkstuk
werkt, zult u ze misschien liever intrekken zodat krassen
worden voorkomen.
1. U kunt de pennen intrekken door ze wat naar rechts te
draaien met een vlakke schroevendraaier.
2. U kunt de pennen weer gebruiken als u ze wat naar
links draait.
Afstelling invalzaagdiepte (Afb. E)
De invalzaagdiepte moet worden ingesteld op de grootte van
de lamellen. De getallen 0, 10 en 20 op de diepteafstellingsknop
komen overeen met het formaat van de lamellen. De M geeft de
maximale zaagdiepte van ongev. 20 mm weer.
OPMERkIng:
De maximale zaagdiepte van ongev.
20 mm kunt u alleen bereiken met een nieuw zaagblad en
wanneer u de schroef voor de fijnafstelling terugdraait (zie
Fijnafstelling invalzaagdiepte
).
• Draai de diepteafstellingsknop
8
in de gewenste stand,
waarbij u het juiste nummer tegenover de rode pijl op het
gereedschap zet.
Fijnafstelling invalzaagdiepte (Afb. F)
De fijnafstelling wordt gebruikt voor het elimineren van
mogelijke toleranties in het formaat van de lamelsleuven.
1. Breng de langsgeleiding
6
in de hoogste stand, zoals
hierboven wordt beschreven.
2. Plaats de Torx‑sleutel T20, zoals wordt getoond, en pas
de invalzaagdiepte naar wens aan door de schroef
23
te
draaien (draai naar rechts wanneer u de invalzaagdiepte wilt
verminderen). Iedere volledige omwenteling is goed voor
een verandering van 1 mm.
3. Controleer de instelling door een proefzaagsnede te maken
in een stuk afvalhout.
2. Gebruik voor werkstukken met een dikte van 19 mm de rand
van de grondplaat als referentie voor het centreren.
3. Lijn het gereedschap voor andere werkstukken uit met
behulp van de rode centreerlijnmarkering.
4. Twee van de markeringen geven de lengte van de
zaagsnede aan. Het is belangrijk dat het werkstuk uitsteekt
buiten deze groeven, omdat u anders door het werkstuk zou
kunnen breken.
Verstelbare langsgeleiding (Afb D1, D2)
Met de verstelbare langsgeleiding
6
kunt u nauwkeurig het
punt instellen waar de sleuven voor de verbinding worden
gezaagd. Zo stelt u de hoogte van de langsgeleiding in:
1. Maak de vergrendelknop voor de hoogte van de
langsgeleiding
9
los.
2. Stel de hoogteafstelling
4
in de gewenste stand.
Wanneer de langsgeleiding is ingesteld op 90 °, geeft
de schaalverdeling onder de vergrendelknop de afstand
weer van het midden van de frees tot het oppervlak van
de langsgeleiding.
3. Maak de vergrendelknop vast.
Zo stelt u de hoek van de langsgeleiding in
1. Maak de vergrendelknop van de verstelbare
langsgeleiding
11
los.
2. Kantel de langsgeleiding in de gewenste hoek.
3. Zet de vergrendelknop van de verstelbare
langsgeleiding vast.
De fijnafstelling wordt gebruikt voor het elimineren van
mogelijke toleranties in het formaat van de lamelsleuven.
Markeringen grondplaat lamellenfrees
Wanneer u werkt zonder de langsgeleiding, bijvoorbeeld
voor het maken van T‑ verbindingen, kunt u de groeven
op de grondplaat gebruiken voor de juiste uitlijning van
het gereedschap.
1. Stel de langsgeleiding in op de stand voor 0 ° zoals
hierboven wordt beschreven.
2. Schuif de accu in de handgreep tot deze stevig vastzit en let
er vooral op dat u de accu hoort vastklikken.
De accu uit het gereedschap nemen
1. Druk op de vrijgaveknop van de accu
13
en trek de accu
stevig uit de handgreep van het gereedschap.
2. Zet de accu in de lader zoals wordt beschreven in het
hoofdstuk over de lader van deze handleiding.
Accu's met vermogenmeter (Afb. B)
Er zijn accu's van de merken
D
e
WALT
met een vermogenmeter
en deze bestaat uit drie groene LED‑lampjes die een aanduiding
geven van de resterende lading van de accu.
U kunt de vermogenmeter activeren door de knop
14
van
de vermogenmeter ingedrukt te houden. Een combinatie van
de drie groene LED‑lampjes gaat branden en dat geeft een
aanduiding van de hoeveelheid lading die de accu nog heeft.
Wanneer de lading in de accu onder het bruikbare niveau
ligt, gaat de vermogenmeter niet branden en moet de accu
worden opgeladen.
OPMERkIng:
De accumeter geeft slechts een indicatie van
de hoeveelheid lading die de accu nog heeft. De indicator
geeft geen aanwijzingen over de functionaliteit van het
gereedschap en is onderhevig aan schommelingen afhankelijk
van productcomponenten, temperatuur en de toepassing door
de eindgebruiker.
Summary of Contents for XR DCW682
Page 1: ...DCW682 ...
Page 3: ...1 Fig A 3 4 5 8 7 11 1 6 9 12 13 2 Fig B 12 14 12 13 XXXX XX XX 20 10 13 ...
Page 4: ...2 Fig C Fig D1 Fig D2 Fig E Fig F Fig G Fig H Fig I 1 11 8 6 6 9 4 2 15 7 23 ...
Page 6: ...4 5 7 5 cm 15 25 cm 15 25 cm Fig N3 Fig N4 Fig O Fig P1 Fig P2 Fig Q1 Fig Q2 Fig Q3 ...
Page 7: ...5 Fig R1 Fig R2 Fig S Fig T1 Fig T4 Fig U1 Fig T2 Fig T3 ...
Page 8: ...6 Fig U2 Fig U3 Fig U4 Fig U5 Fig V 3 19 ...
Page 163: ......