67
NEDERLANDS
AFSPELEN MET BEHULP VAN
DE INGESTELDE TIMER
2
Werkwijze
1. Zet alle onderdelen van het systeem aan.
2. Stel de ingangskeuzetoets op de versterker zo in dat deze
overeenkomt met de ingangen waarop de CD-speler is aange-
sloten.
3. Zorg dat er een CD ligt in de CD-lade.
4. Controleer de tijd op de timer en stel hem in op de gewenste
inschakeltijd.
5. Zet de audio timer aan (ON). Alle componenten aangesloten op
de timer worden automatisch uitgezet.
6. Bij het bereiken van de vooraf ingestelde inschakeltijd wordt
het systeem aangezet en het afspelen van de CD begint bij de
eerste track.
2
Aansluiten
DE CD
1. Het behandelen van CD’s
• Zorg ervoor dat geen vingerafdrukken, vet of vuil op het
oppervlak van de CD komt. Als het oppervlak vuil is, kunt u dit
schoonmaken met een zachte droge doek. Wrijf in cirkelvor-
mige beweging vanaf het middengat naar buiten.
• Gebruik geen water, wasbenzine, oplosmiddelen, reinigings-
sprays, antistatische middelen of een met siliconen behandelde
doek om de CD’s schoon te maken.
• Wees altijd voorzichtig wanneer u CD’s hanteert om te voor-
komen dat het oppervlak beschadigt, vooral wanneer u een CD
uit het doosje haalt of er weer in legt.
• Buig een CD niet.
• Houd de CD weg van hitte.
• Maak het middengat van de CD niet groter.
• Schrijf niet op de CD en plak er geen labels op.
• Als een CD vanuit een koude omgeving in een warme ruimte
komt, vormt er zich condens op het oppervlak van de CD; dit
kan bijvoorbeeld gebeuren als de CD in de winter van buiten
naar binnen gebracht wordt. Wacht tot de condens verdwijnt.
Droog CD’s nooit met een haardroger o.i.d.
DCD-485/685
B
versterker
Uitgang netvoeding
Audio-timer,
los verkrijgbaar
2. Het bewaren van een CD
• Stop een CD na het afspelen altijd terug in het plastic doosje.
• Bewaar CD’s in het plastic doosje als ze niet worden afgespeeld.
Dit beschermt ze tegen stof en vuil en verlengt de levensduur.
• Bewaar CD’s niet op:
1) Plaatsen die gedurende langere tijd zijn blootgesteld aan
direct zonlicht.
2) Stoffige plaatsen of plaatsen waar een hoge vochtigheid
heerst.
3) Plaatsen met een hoge omgevingstemperatuur, zoals dicht
bij een verwarming.